
Foto: Vincent Nederpel
Eens in de zoveel jaar wordt in opdracht van de gemeente een groep biologen ingehuurd om een inventarisatie te verrichten van de flora en fauna. De inventarisatie is gericht op de soorten die door de Flora- en faunawet worden beschermd. Zo kunnen we bij het maken van bestemmingsplannen en het plannen van beheerwerkzaamheden rekening houden met de verplichtingen die de wet ons oplegt.
De biologen kijken gelukkig verder dan hun neus – en de opdracht – lang is. Zo ontdekte een ichtyoloog (visdeskundige) in 2011 langs de IJmeerdijk bij Almere Poort de eerste zwartbekgrondel voor Flevoland. Je zou denken dat de zwartbekgrondel herkenbaar is aan een zwarte bek. Vreemd genoeg klopt dat niet. Het beste herkenningspunt is de zwarte vlek aan de achterkant van de voorste rugvin. De soort is niet beschermd onder de wet, omdat het een exoot is. Een exoot is een plant- of diersoort die voorkomt op een plek waar hij van nature niet thuis hoort. Bekende voorbeelden van exoten zijn de halsbandparkieten en nijlganzen die inmiddels in Nederland zijn ingeburgerd.
De zwartbekgrondel hoort hier dus niet. Het visje zwemt van nature in de Zwarte en Kaspische Zee en de Zee van Asov. De soort leeft ook in de rivieren die in deze zeeën uitmonden. De vraag is nu hoe dit visje in onze wateren is gekomen. Daaraan voorafgaand even een korte uitleg over evolutie. Darwin ontdekte in het midden van de 19e eeuw dat een soort die op verschillende plekken voorkomt die onderling van elkaar gescheiden zijn, zich op den duur gaan aanpassen aan de specifieke omstandigheden van die plek. Dat kan uiteindelijk leiden tot geheel verschillende soorten. Zijn bekendste voorbeeld is de groep van Galapagos-vinken. Vrijwel ieder eilandje in deze archipel heeft zijn eigen vinkensoort. Al deze soorten stammen af van een-en-dezelfde soort die ooit van het vaste land van Zuid-Amerika was overgestoken. Ieder eilandje had zijn eigen omstandigheden waar vervolgens het vinkje zich op ging specialiseren.
Het zelfde is gebeurd met riviersystemen. In de Rijn zwemmen voor een groot deel andere vissoorten dan in de Donau. Door de isolatie van beide riviersystemen konden vissoorten zich afzonderlijk ontwikkelen. Sommige soorten komen overigens wel in beide gebieden voor, waarschijnlijk zijn ooit visseneitjes door vogels onopzettelijk tussen de veren meegenomen.
Die isolatie tussen de rivieren is door de mens opgeheven met het graven van een kanaal tussen de Donau en de Rijn (of correcter de Main). En daarmee kwam ook de fauna van beide riviersystemen met elkaar in aanraking. De totstandkoming van het kanaal in 1992 werd bij visbemonstering binnen tien jaar al opgemerkt in Nederland. Diverse typische Donau soorten zijn sindsdien in Nederland gevangen. Er zijn ook andere manieren van verspreiding denkbaar. De vissen kunnen zijn meegenomen met ballastwater. Een ander voorbeeld is de zonnebaars die als aquarium- en vijvervis wordt verkocht. Als deze roofvis niet meer gewenst is, wordt hij soms in de sloot gemieterd.
Wat moeten we nu met de zwartbekgrondel en de andere exoten? Vermoedelijk is de grondel niet meer weg te krijgen, in ons rivierengebied komt hij al algemeen voor. Bovendien zou wegvangen weinig helpen als de bron niet wordt ingedamd. Tot op heden is er bovendien geen negatief effect opgemerkt van de zwartbek op andere van nature voorkomende diersoorten. De zwartbek is “here-to-stay”.