De Pampushaven ligt weer vol met eenden. Ik noteer duizenden kuifeenden en honderden tafeleenden. Een enkele toppereend en grote zee-eend heeft zich bij deze meute aangesloten. Deze vogelaantallen zijn van internationale betekenis. Het Markermeer vormt daarom een belangrijke schakel voor deze soorten.
Nederland ligt op de lijn in Europa waar de gemiddelde januari temperatuur op nul graden ligt. Dat betekent dat onze zoetwatermeren in het merendeel van de winters bruikbare overwinteringsgebieden vormen die het minst ver van de broedgebieden liggen. De meren moeten wel rustig en voedselrijk zijn.
De belangrijkste voedselbron is de driehoeksmossel, die vanwege de zwartwitte bandering ook wel de zebramossel wordt genoemd. Dit 2-4 centimeter kleine schelpdier kan in enorme tapijten op de meerbodem liggen. En hoe meer mosselen bij elkaar liggen, des te beter kunnen de eenden de mosselbanken bevissen. Het duiken kost immers veel energie. Probeer maar eens een badeendje onder water te houden. Als je het loslaat, zie je wat een kracht erop staat. De voedselwaarde moet wel tegen deze duikkosten opwegen en dat kan alleen als de mosselen niet te diep liggen, niet te vast aan de bodem zitten en waar iedere duik ook wat oplevert. Als het water dieper dan drie-vier meter is, dan heeft duiken weinig zin.
In de bescherming van de kuifeend kleeft iets paradoxaals. De driehoeksmossel is namelijk een soort die hier van origine niet voorkomt. Hij hoort thuis in de rivieren die afwateren op de Zwarte en Kaspische zee. Doordat we met kanalen de rivierstroomgebieden met elkaar in contact hebben gebracht, heeft ook de bijbehorende fauna zich kunnen verspreiden. De driehoeksmossel is hét stapelvoedsel van de kuifeend en de kuifeend is op grond van de aantallen in het Markermeer zwaar beschermd. In feite beschermen we een gebied op basis van vogelaantallen, die op hun beurt stoelen op een soort die van nature hier niet voor komt. Niet echt een natuurlijke situatie! En de paradox wordt nog groter als de ene exoot de andere gaat verdringen.
Naast de driehoeksmossel duikt nu de quaggamossel op. Ook deze mossel hoort hier niet thuis, van nature is deze te vinden in de Dnjepr. En die quaggamossel is een ander verhaal. Ze zijn wat groter en leven meer in bulten bij elkaar. Het zijn zeer efficiënte waterfilteraars. Het grootste deel van het organisch materiaal uit de waterkolom gaat door hun maag, waardoor ze kleine vis en andere schelpdieren wegconcurreren. Met de toename van quaggamosselen zullen de aantallen van driehoeksmossel én kuifeend gaan afnemen.
Als je het de kuifeend vraagt, zal hij de voorkeur geven aan de driehoeksmossel. Die is veel makkelijker te bevissen. Op een goede driehoeksmosselbank is iedere duik raak. Voor de quagga, zal hij onder water meer moeten zoeken. Als hij al een quaggabult vindt, zal hij harder moeten werken om de schelpen los te wrikken. Daarmee wegen de kosten al snel niet meer op tegen de baten. Quaggamosselen die dieper dan 2-3 meter onder het wateroppervlak liggen zijn daardoor nauwelijks interessant. Daardoor krimpt het areaal voedselgebied voor de eenden.