Is het ook zo rustig in jouw tuin? Ik zie nauwelijks vogels. Af en toe een huismus, op de hoek zingt een heggenmus en de vetbollen blijven nagenoeg onaangeroerd. Wat is er aan de hand?
In voorgaande winters was het in de tuin altijd een komen en gaan van vogels. De voedersilo’s vulde ik met grote regelmaat bij, ik betaalde mij blauw aan de pindanetjes, vogelpindakaas en aanverwanten. Vrijwel continu was er reuring in de tuin. Natuurlijk zijn het nooit grote aantallen tegelijkertijd, veel meer dan vier, vijf koolmezen zie ik niet. Uit onderzoek blijkt echter dat het in werkelijkheid om veel meer individuen gaat die je in de winter in de tuin ziet. Het is niet ondenkbaar dat in totaal honderd tot tweehonderd koolmezen per winter van de tuin gebruik maken.
Koolmezen in de winter zijn neurotische zwervers. In kleine groepjes struinen ze de wijk af. Het totale gebied dat ze bestrijken kan vele vierkante kilometers zijn. Zelden zijn ze lang op dezelfde plek. Ze zijn op zoek naar de beste voedselvoorraden, maar daarbij gokken ze niet op slechts één paard. Een enkele voedselbron kan immers ineens uitgeput zijn, het is in de vrije natuur namelijk onwaarschijnlijk dat die bron onuitputtelijk is (of lijkt), zoals in onze tuinen. Bovendien, als koolmezen lange tijd bij een voederplek blijven, weten roofdieren (katten, sperwers) die plek ook te vinden.
Voor een deel komen de winterse koolmezen uit het noordoosten, tot uit westelijk Rusland. Het overgrote deel is echter van Nederlandse origine. Het wintergebied van een groepje bestrijkt meestal meerdere biotopen. De koolmezen kunnen dus kiezen voor bossen, parken en steden.
Een tijdje geleden liep ik in het Almeerderhout en kwam bij een beukenlaan. Daar bulkte het van de koolmezen die van de grond opvlogen. Nadere inspectie leerde dat het vol lag met beukennootjes. Ook bij andere beukenpercelen zaten veel vogels. Niet alleen koolmezen, maar ook pimpels, vinken en kepen. Allemaal genoten ze van de overvloedige beukennoot productie. Deze “noten-tsunami” treedt eens in de vijf tot tien jaar op en zo een jaar wordt mastjaar genoemd. Uit heel Nederland komen berichten van een beukenmastjaar.
Dikke kans dat die tuin-koolmees dus wel in de buurt is, maar bos en park verkiest boven de stad. Als er nog sneeuw valt, kunnen ze wel naar de tuinen uitwijken. Ik laat de vetbollen dus nog maar even hangen.
Ton Eggenhuizen