Het is een zonnige middag als ik langs een perceel loop met zomereiken in het Kathedralenbos. Zwartkoppen zingen dat het een lieve lust is. Het is begrijpelijk dat deze insecteneters de bosrand tot broedterritorium hebben verkozen. De bosrand biedt dekking voor het nest vanwege de manshoge brandnetels en struiken en er is voedsel in overvloed.
Niet dat deze rijke dis direct opvalt. Pas bij nadere inspectie van de laaghangende takken blijken de eiken een hele menagerie aan klein gespuis te herbergen. Ik zie opgerolde bladranden, knikkervormige vergroeiingen op het blad, bolvormige bladvoeten, dunne blazen, vergroeide bladknoppen, onregelmatige bloeiwijzen; allemaal gallen en bladmijnen die toebehoren aan evenzovele galmuggen, -wespen, -vliegen en -mijten. In al die gallen vreten larven zich vol. Als ze volwassen zijn, gaan al deze dieren zich voortplanten. De voedselvoorraad is onuitputtelijk. Als ik langs de boom naar het zwerk kijk, zie ik een bonte variatie aan vliegende eikenliefhebbers.
De eikenvretertjes zijn kieskeurig. Veel soorten beperken zich tot één enkele boomsoort. Op de zomereik, die van nature in onze streken voorkomt, zijn zo’n 400 verschillende insecten en aanverwanten aangetroffen. Een Amerikaanse eik, zelfs als deze midden in een zomereikenperceel staat, weet maar 20 soorten aan te trekken. Veel van onze insecten kunnen kennelijk niets met zo’n exoot. Een perceel Amerikaanse eiken is niet alleen arm aan insecten, ook aan vogels. En deze karige biodiversiteit vormt een gevaar voor plaagvorming.
Terug naar de zomereik, het zal de boom ongetwijfeld energie kosten. De insecten en mijten zetten de boom aan tot het bouwen van de vergroeiingen. Na de aanslag van de gallen en bladmijnen krijgen veel eiken ook nog een schimmel te verduren: de eikenmeeldauw. Die tast het bladoppervlak aan, waardoor de fotosynthese bemoeilijkt wordt. Met deze voortdurende aanslagen zou je verwachten dat de eiken massaal het loodje zouden leggen.
Daarbij komt nog dat het lijkt alsof eiken nauwelijks investeren in hun afweermechanismen. Eind juni komt de eik echter met zijn overlevingstruc: het sint-Janslot. Rond het feest van Sint Jan (24 juni) vormt de boom nieuwe takken (loten) en bladeren en tooit zij zich weer in fris groen. Ook dat kost natuurlijk energie, maar het frisse blad benut de lange zomerdagen om zonne-energie om te zetten in voeding voor de boom. En dat is ruim voldoende voor behoud en groei van de boom, rijping van de eikels en opbouw van reservevoedsel voor de winter en het voorjaar.
Ton Eggenhuizen
juni 1, 2015 om 9:33 am
Wist ik niet van dat st janslot. Weer wat geleerd!
Met vriendelijke groet,
Netty van Stenus
Pingback: De ecologische woestijn van de vleugelnoot | Almere Natuur
Pingback: Exotennood | Almere Natuur
Pingback: Chemische oorlogsvoering | Almere Natuur