Het is druk in het bedrijfsrestaurant als ik aanschuif voor een “eet-bila”. Gelukkig heb ik uitzicht op een raam. Dat geeft de mogelijkheid om af en toe een peinzen te simuleren en kan ik gelijktijdig vogelen. Het uitzicht bestaat uit een groen dak met diverse houten zitelementen. Weliswaar hartje Almere-Stad, maar vogels zijn altijd wel te verwachten.
En jawel, halverwege het overleg zie ik een zwartgrijzig vogeltje op een stalen railing. Uit de rechtop-houding, het zenuwachtig knikken door de pootjes en het trillende staartje maak ik op dat het een zwarte roodstaart is. Moeiteloos denk ik het steenrode staartje erbij. De afstand en lichtval maakt het echter onmogelijk om de kleur van de staart te zien. Het is niet de eerste waarneming dit jaar. In het voorjaar zat er al een vogel op het dak te zingen en uiteindelijk heeft er een paartje bij de fietsenstalling gebroed.
Mogelijk is de lunch-vogel een jonkie van dit stadhuisbroedgeval. Maar voor het zelfde geld is het een toevallige passant die het groene dak als foerageergebied heeft uitgekozen. Zwarte roodstaarten zijn van nature bergvogels. De barre winters hoog in de bergen ontvluchten ze door het laagland op te zoeken. Van lieverlee zijn de vogels ook de steden als broedvogel gaan bevolken. Ze herkennen in onze steden rotswanden, kliffen en steenhellingen. Vanuit dat perspectief is onze daktuin niets meer dan een alpenweide, een alpenweide op zeeniveau.
Het puntige snaveltje verraadt het dieet. De zwarte roodstaart is een insecteneter. Maar toen ik vanochtend naar kantoor fietste had ik handschoenen nodig. Hoe is het mogelijk dat bij deze temperatuur een insecteneter een volle maag krijgt? Zijn alle insecten (en ander klein gespuis) niet al dood of in winterslaap? Gelukkig valt dat wel mee. Leg een polletje mos onder een vergrootglas en je zal verbaasd zijn hoeveel diertjes daarin krioelen. Pissebedden, luizen en spinnetjes bevolken deze microwereld. Waar wij een vergrootglas nodig hebben ziet een roodstaart met het blote oog deze rijke dis.
“Het is allemaal een kwestie van perspectief” antwoord ik mijn gesprekspartner, als hij mij vragend aankijkt en zijn vork prikt in de laatste restjes van zijn salade. En dat antwoord past – met dank aan de roodstaart – wonderwel op zijn vraag.
Ton Eggenhuizen