De essen staan na een regenbui met glimmende stammen in het bos. Tot anderhalve meter hoogte kleuren de stammen aan de natte kant kastanjebruin. Deze verkleuring valt me al een aantal jaren op maar pas recent ben ik er achter dat een groenalg deze verkleuring veroorzaakt. Vooral in de winter en vroege voorjaar is de alg – Trentepohlia umbrina – op gladde stammen eenvoudig te vinden.
Groenalgen kenmerken zich door bladgroen (chlorophyl) dat water en CO2 onder invloed van zonlicht omzet in suikers en zuurstof. Het bladgroen komt ook in alle groene planten voor. Maar het is niet de enige kleurstof die een plant of alg kan kleuren. Ook rode kleurstoffen (carotenen) geven kleur. Een rode beuk heeft zoveel caroteen in het blad dat de groene kleur van het chlorophyl wordt gemaskeerd. Hetzelfde is het geval in de Trentepohlia.
Trentepohlia is een indicator van luchtvervuiling. Net als het dooiermos (een geeloranje korstmos dat veel in Almere te vinden is) reageert Trentepohlia op een hoge stikstofbelasting in het milieu. Veeteelt en verbranding van fossiele brandstoffen zijn verantwoordelijk voor een toename van stikstof.
In de jaren tachtig kwamen berichten over korstmoswoestijnen in de pers. Gebieden waar korstmossen volledig ontbraken. Aan de rand van deze korstmoswoestijnen werden dooiermos en Trentepohlia nog wel aangetroffen. In gebieden waar alleen deze soorten nog worden aangetroffen is het dus slecht gesteld met de luchtkwaliteit. Maar je kan ook stellen dat in gebieden waar deze soorten weer opduiken, het met de luchtkwaliteit de goede kant op gaat.
Ton Eggenhuizen