In het voorzichtige maartzonnetje staan zes vrijwilligers voor de oeverzwaluwwand in het Pampushout. Het valt op, diverse wandelaars komen langs om even te vragen wat we aan het doen zijn. Dat is een prima aanleiding om wat te vertellen over de bewoners van deze groot uitgevallen “vogelnestkast”.
Oeverzwaluwen bouwen in kolonieverband hun nest in zandige stijlwanden langs rivieren en meren. Met de scherpe klauwtjes wordt een gang uitgegraven. Aan het eind van die gang – die wel anderhalve meter lang kan zijn – wordt een nestkamertje gebouwd waar uiteindelijk de eitjes in worden gelegd en uitgebroed. Die natuurlijke plekken lijken heel goed op de toevallig ontstane zandbulten op bouwplaatsen. En inderdaad, ook met die plekken kunnen de vogeltjes goed uit de voeten. Niet altijd tot genoegen van de aannemer, want die zal dan zijn werk moeten stilleggen.
De nesten in deze zandhopen zijn kwetsbaar. Onwetend kunnen mensen op de zandberg klimmen en de nesten laten instorten. Ook voor motorcrossers zijn die hopen onweerstaanbaar. En als dan eenmaal afzetlinten zijn geplaatst, weet de vos de smakelijke halfwas jongen ook wel te vinden. Deze bouwterreinbroedpogingen kunnen daarom een ware ecologische val zijn. Een kunstwand is dan een goed alternatief. Dergelijke kunstwanden bestaan uit betonnen platen waarachter een zandhoop ligt. In de betonplaten zijn gaten uitgeboord waarachter de zwaluwen hun nest kunnen graven. Met het plaatsen van de wand ben je er nog niet. Jaarlijks moet in het voorjaar de wand weer worden onderhouden.
In de eerste plaats moeten de gangen wat worden uitgeboord. In de gang overwinteren immers diverse parasieten waaronder Pholeoixdes lividus, de oeverzwaluwteek. Deze teek kan de nestjongen zo zwaar infecteren dat een oeverzwaluw liever een andere broedplek zoekt als die eenmaal door heeft dat er nog veel teken in de kolonie aanwezig zijn. Na het uitboren worden de gaten weer volgestopt met zand en worden aangestampt. Als we dat niet doen, is spontane instorting een groot risico.
Half maart worden de eerste oeverzwaluwen weer in Nederland gezien. Ze komen dan net aan uit de overwinteringsgebieden in de Sahel. Het duurt echter nog wel tot half april eer de eerste eitjes worden gelegd. Verloopt het broeden voorspoedig, dan kan een tweede en derde broedpoging volgen. Plaatstrouw zijn de vogels niet. Uit ringonderzoek weten we dat oeverzwaluwen zelfs binnen één jaar van kolonie kunnen wisselen. De eerste broedpoging in het Pampushout en met het grootste gemak de tweede in het Gooi of bij Lelystad. De switch wordt ook vaak tussen de jaren gemaakt. Zo hebben we een terugmelding van een in Engeland broedende vogel die wij het jaar ervoor in de kolonie van het Pampushout van een ringetje hadden voorzien.
Die geringe plaatstrouwheid is heel logisch als je de ecologie van de soort bekijkt. De natuurlijke broedplekken zijn immers helemaal niet bestendig. Door afkalving kan een kolonie van het ene op het andere jaar volledig verdwijnen. Kennelijk zit het in het systeem van de oeverzwaluw op voortdurend alert te zijn op nieuwe kansen.
Inmiddels zijn alle 120 gaten weer volgestopt. Tevreden gaan we naar huis, maar de tevredenheid zal nog een boost krijgen als we over een maand de vogels weer af en aan zien vliegen. Oeverzwaluwwanden-beheer is een erg dankbaar klusje!
Ton Eggenhuizen
Pingback: Luisvlieg II | Almere Natuur