Je oog moet er maar op vallen, kleine witte bloemetjes in de zandberm. Met een zuchtje wind bewegen de bloempjes driftig heen en weer. Ze lijken ook topzwaar, de drie tot zes bloempjes staan bij elkaar op een zeer dun stengeltje van zo’n vijf centimeter lang. De vroegeling bloeit nu volop.
Zo vroeg in het jaar zijn er niet veel insecten die kunnen helpen bij het bestuiven. De vroegeling is daarom geheel zelfvoorzienend. In de regel vindt zelfbestuiving plaats, maar er kan ook stuifmeel door de wind worden opgepakt. Dan snap je ook waarom de bloempjes bij een beetje wind zo heftig kunnen bewegen. Maar goed, die zelfbestuiving dus. Het stuifmeel valt van de helmdraad direct op de stamper, soms zelfs al in de gesloten bloem. Dat lijkt een instant recept voor inteelt.
Door de zelfbestuiving ontstaan inderdaad genetische verschillen en die verschillen worden makkelijk van generatie op generatie doorgegeven. Soms leidt dat ook tot verschillen in uiterlijk die zo groot zijn dat er verschillende soorten lijken te ontstaan. Toch spreken we bij de vroegeling van maar één soort, die weliswaar in verschillende ‘zuivere lijnen’ kan voorkomen. De zeldzame bestuiving van de ene op de andere plant voorkomt dus toch dat er op den duur verschillende soorten ontstaan.
De vroegeling is een éénjarige plant die in twee jaren groeit. Het zaad kiemt in de herfst en vormt dan een kransje van bladeren, een zogenaamd bladrozet. In het voorjaar wordt de bloeistengel gevormd en toont de plant haar witte bloempjes. Na de bloei verschijnen de groene vruchtjes (‘hauwtjes’) en als de zaden rijp zijn, springen de vruchtjes open. Wat overblijft is een wit vliezig tussenschot zodat het lijkt dat de plantjes weer in bloei komen.
In Almere is de soort nu eenvoudig te vinden, in perkjes met struiken, onder straatbomen (in de boomspiegel) en langs paden waar geen andere kruidachtige planten of gras staat, is de soort nu alom vertegenwoordigd.
Ton Eggenhuizen
april 11, 2017 om 2:24 pm
Ik zie in de Regenboogbuurt, Meridiaanpark heel veel Pinksterbloemen staan. Het lijkt wel een explosie. Ik heb er nog nooit zo veel hier bij elkaar gezien. Klopt het dat het Pinksterbloemen zijn en hoe komt zo’n ‘explosie’ tot stand?
april 12, 2017 om 7:53 am
Beste Paul,
Inderdaad, pinksterbloem staat nu volop te bloeien. Het was iig ook de reden voor mij om hierover met Pasen een nieuwe blog te laten verschijnen. Ik heb ook de indruk dat het er dit keer veel meer zijn (net als met maarts viooltje dit jaar en gewone berenklauw vorig jaar). Maar ik ben ook erg voorzichtig om dat hardop te zeggen. Want ik durf niet goed meer te stellen hoeveel het voorgaande jaren waren. Het valt me nu op, waardoor iedere andere plek ook weer meer gaat opvallen. En als je er ineens op gaat letten, zie je er steeds meer staan. In Amerika noemen ze dat het white-van syndrome. Witte busjes vallen pas op als je zelf in zo een busje rijdt. Alsof er ineens veel meer witte busjes zijn gaan rijden. Pinksterbloemen zijn wellicht precies zo, je bent op een bepaald moment aan het realiseren dat er veel zijn, en iedere waarneming onderschrijft die gedachte. En eigenlijk kan je er alleen met echt tellen achterkomen.
Pinksterbloemen verspreiden zich op drie manieren, Op de eerste plaats door zaad (en dan zou een explosie kunnen komen door een goede zaadproductie vorig jaar en/of zeer goede kiemingsomstandigheden)
Op de tweede plaats door wortelstokken. Het zijn meerjarige planten die overwinteren met een wortelstok. Die kunnen ondergronds uitlopen en nieuwe bloemaren produceren. Een explosie kan dan door heel specifieke processen in de bodem.
De derde is een heel bijzondere, die wsch in Almere niet voorkomt: bij een aparte “veen-vorm” van de pinksterblom zitten de stengelbladen aan een soort gewrichtje. Door aanraking kunnen de bladen afvallen en op het aanhechtingspunt van het blad kunnen de afgevallen bladeren weer uitgroeien.