“Je krijgt het als Pasen en Pinksteren op één dag vallen”, dat kreeg ik van mijn pa te horen als mijn kinderwens het familiebudget weer eens te boven ging. Het was zijn manier om te zeggen dat ik mijn wens op mijn buik kon schrijven. Pinksteren valt precies 50 dagen na Pasen, en Pasen valt grof gezegd op de eerste zondag na de volle maan na het begin van de lente (21 maart), maar geheel nauwkeurig is die definitie niet (zie voor de exacte bepaling: http://www.beleven.org/feesten/kalenders/kerkelijke_kalender.php). Had hij maar gezegd dat die wens in vervulling zou gaan als “de pinksterbloemen met Pasen bloeien”. Dat is namelijk wel goed mogelijk.
Ik moet weer aan mijn “ouwe-heer” denken, fietsend langs de brede bermen van de stadsweteringen. De graslandjes kleuren licht paars van de pinksterbloemen terwijl het nog Pasen moet worden. Bloeien de pinksterbloemen tegenwoordig veel vroeger dan pakweg een halve eeuw geleden? En reageert de pinksterbloem daarmee op de klimaatveranderingen? Daar lijkt het wel sterk op, in de jaren 40-70 begon de pinksterbloem rond 20 april te bloeien, rond de eeuwwisseling twee weken eerder en dit jaar zag ik op 20 maart al volop planten in bloei. Maar hoe dan ook, ook vijftig jaar geleden bloeiden de pinksterbloemen meer tijdens het Paasfeest dan tijdens Pinksteren.
Pinksterbloem is dus simpelweg een foute naam, Paasbloem is toepasselijker. Maar de plant heeft ook tal van andere namen in Nederland. Verreweg de leukste vind ik koekoekspog. Die naam kreeg de plant omdat hij veel wordt bezocht door het “schuimbeestje” (schuimcicade). Men dacht vroeger dat dit het spuug van de koekoek was. Een vogelsoort die tijdens de bloei van de pinksterbloem vaak weer voor het eerst in het voorjaar werd gehoord.
Ton Eggenhuizen