Knoestig, met grove bast en boogvormige takken toont de vlier zich een kenmerkende struik in Flevoland. Onze bossen en moerassen staan er vol mee. De smakelijke bessen worden door vogels veel gegeten en met de vogelpoep belanden de zaden weer op nieuwe plekken. Tijdens een struintocht door het Pampushout kom ik de vlier met grote regelmaat tegen in het populierenbos. Op ooghoogte zijn dan bruine oorvormige flubbers te zien die bij aanraking geleiachtig aanvoelen. Dat is Judasoor, een typische bewoner van vlierstruiken.
Judasoor is het vruchtlichaam van de schimmel Aurucularia auricula-judae, in deze wetenschappelijke naam is ook de judasoor verborgen. Inderdaad, de zwam lijkt wel wat op een bruin oor. Maar waarom is het dan het oor van Judas? De naam zou verwijzen naar het passieverhaal, waarin Judas verraad pleegt en Jezus overlevert aan de Romeinen. Petrus zou toen een Romein het oor hebben afgehakt om de arrestatie te voorkomen. Judas zou zich later aan een vlier ophangen. Deze verklaring komt mij wat gekunsteld voor. OK, de namen worden genoemd, maar de onderlinge samenhang klopt niet. Je zou eerder denken dat de vlier dan Judasboom zou heten en de zwam romeinen-oor. Bovendien, de gemiddelde vlier lijkt nu niet de meest voor de hand liggende boom om jezelf aan op te knopen. De struik is niet echt groot met een maximale hoogte van 6 meter. De hoogste takken zijn dun en hangen fors door als je eraan gaat bungelen. Last but not least, de vlier is en was in Palestina ronduit zeldzaam.
Een plausibeler oorsprong van de naam is de volgende legende. Op het moment dat Judas zich wilde verhangen, lieten alle bomen hun takken slap hangen. Alleen de vlier zou dit niet hebben gedaan. Bij de poging brak echter de tak door, waardoor Judas ter aarde stortte en te pletter viel. Ter nagedachtenis verscheen zijn oor aan de takken van de vlier. Deze legende heeft zijn oorsprong in West-Europa, waar de vlier en de zwam algemeen voorkomt. Maar ook met dit verhaal moet Judas een heel klein en broos mannetje geweest zijn. Je kan je toch nauwelijks voorstellen dat je van een val van een paar meter hoogte te pletter valt. Zeker op de vochtige kleibodem waar de vlier vaak te vinden is. Maar wellicht dacht men in de middeleeuwen minder ver door en was men goedgeloviger. In de middeleeuwen was nog een ander volksverhaal verbonden aan de vlier. Men geloofde dat het een probaat middel was om heksen en de duivel te weren. Vanwege die eigenschappen werd de struik vaak bij bronnen en waterputten aangeplant.
Ton Eggenhuizen