De waterkant is altijd een leuke stek om naar planten en beestjes te zoeken. Nu ik bij het Kasteel van Almere een aantal kunstnesten voor roofvogels moet controleren, pak ik de waterkant van de Kromme Wetering en het sluisje mee. Haast vanzelf glijdt mijn kijkerbeeld over de bladeren van de gele plomp.
Over diverse bladeren slingeren bruine gangen die steeds breder worden. Eerst loopt de gang naar de bladrand om dan plots weer om te draaien. Uiteindelijk lopen de gangen die we bladmijnen noemen, weer naar de bladvoet. Dit zijn de mijnen van een vliegje uit de familie van de Drekvliegen en heeft geen Nederlandse naam: Hydromyza livens. Plompvlieg zou een optie kunnen zijn. Over de bladeren zie ik ook de grijze plompvliegjes hollen. Ik zie zelfs een zogenaamde copula, een mannetje dat een vrouwtje bespringt. Daar worden kleine vliegjes gemaakt! Het vrouwtje zal weldra onder het blad kruipen en daar eitjes afzetten.
Dit zou best al de tweede generatie vliegen dit jaar kunnen zijn. De larven in de mijnen kruipen vanuit het blad de bladsteel in waar ze gaan verpoppen. Er zijn twee typen poppen, dunwandige en dikwandige. De dunwandige poppen komen hetzelfde jaar uit, en daar zullen ook de vliegjes zijn uitgekropen die ik over het blad zie hollen. De dikwandige poppen overwinteren in de stengel. Als de stengels zijn weggerot stijgt de pop naar het wateroppervlakte en kan de vlieg op de vleugels.
Ton Eggenhuizen