Als een dronken fietsenrijder die van stoeprand naar stoeprand slingert, loopt een vraatspoor van nerf naar nerf door een iepenblad. Aan de bladrand is het spoor nog smal, maar richting de middennerf verbreedt het spoor zienderogen. Een zigzaggend spoor in een iepenblad, simpeler kan een insect het niet maken voor een ecoloog. Dit is het werk van de iepenzigzagbladwesp.
De larven van bladwespen zijn verzot op sappig groen. De nerven zijn te taai, vandaar dat de kleine larve zich binnen de kaders van de zijnerven beweegt. Sommige bladwespsoorten maken een grote blaas, anderen vreten lukraak wat vlekjes weg en weer anderen vreten tussen boven- en onderkant van het blad gangetjes. De iepenzigzagbladwesp eet het hele blad van boven- tot onderkant, met uitzondering van de nerven dus. De grote larven weten echter wel raad met de zij-nerven en laten, op de hoofdnerf na, weinig van het blad over.
Van nature komt deze wesp voor in Japan. De soort is al enige jaren bekend uit West Europa en de eerste vondst voor Nederland werd door de Haarlemse stadsecoloog Dik Vonk gedaan in 2013. In 2015 vond ik de eerste voor Almere op het Almeerderstrand en tot op heden is dat het enige Almeerse geval. In eerste instantie werd gevreesd voor een plaag die de iepen zou kunnen bedreigen. Daar lijkt enkele jaren later nog geen sprake van de zijn. De vraat komt op gang in de maanden augustus en september. Mogelijk hebben de bomen dan al genoeg reserves kunnen opbouwen. Het is aannemelijk dat iepen die ook al andere besmetting onder de leden hebben (bijvoorbeeld Dutch Elm disease), wel schade van de wespenvraat kunnen ondervinden.
De vraatsporen zijn zo opzichtig dat het een kwestie van tijd is dat rupsenetende koolmezen leren dat er een smakelijk hapje aan het eind van de zigzag te vinden is. In andere Westeuropese landen lijkt er inmiddels sprake te zijn van een stabilisatie op een lager pitje.
Ton Eggenhuizen