In tijden van corona krijgen dierziekten eenvoudig aandacht in de pers. De vogelgriep (Aviaire influenza) en Afrikaanse varkenspest, beide door virussen veroorzaakte veeziekten, worden nu het meest genoemd. De rol die wilde dieren (watervogels en wilde zwijnen) spelen bij de verspreiding van de ziekte, doet de roep toenemen om die wilde dieren in toom te houden.
Voor wilde zwijnen is het wellicht makkelijker om met het geweer de populatie te beperken dan voor watervogels. Vogels vliegen immers beter dan zwijnen. De zwijnenjacht wordt dan ook ingezet voor het indammen van de Afrikaanse varkenspest. Natuurlijk worden ook maatregelen op de boerderijen getroffen. Hygiënische maatregelen en rond het transport van dieren en dier-producten. Het is, op de keper beschouwd, wel vreemd dat wilde zwijnen hier zo een zware tol betalen. De wilde zwijnen hebben de Afrikaanse varkenspest immers niet zelf uit Afrika geïmporteerd.
Voor vogelgriep ligt dat wat genuanceerder. De hiervoor genoemde capaciteit van vogels tot vliegen stelt het vogelgriep-virus in staat zich over grote afstanden te verplaatsen. En er is een bulk aan bewijs en aanwijzingen dat de sterk ziekmakende (hoog pathogene) vogelgriepvirussen inderdaad door wilde vogels wordt verspreid. En over grote afstanden. Watervogels die in Azië overwinteren en in het hoge noorden broeden, komen na de broedtijd bijeen op grote meren waar ook vogels zich opmaken voor de trek naar Europa. Deze ketting stelt het virus zelfs in staat om van continent naar continent te verplaatsen. De nuance is echter gelegen in het feit dat het ene vogelgriepvirus het andere niet is.
Het vogelgriep (Aviaire influenza, AI) komt in verschillende varianten (genoemd naar de verschillende vormen waarin twee eiwitten op het virus kunnen voorkomen, Hemagglutinine en Neuraminidase). De verschillende stammen worden ingedeeld in hoog-pathogene en laag-pathogene virussen (HPAI en LPAI). De LPAI’s komen van oudsher bij watervogels voor. Omdat deze niet of nauwelijks ziekmakend zijn, vallen ze ook nauwelijks op. Virussen kunnen echter betrekkelijk eenvoudig muteren, onder andere van een laag pathogene naar een hoogpatogene stam. Daarvoor is echter wel een groot reservoir aan dieren nodig. De HPAI’s ontstaan dan ook op plekken waar zeer veel vogels lange tijd zeer dicht opeen gepakt zitten in situaties waar veel stress heerst. De bekende hoog-pathogene vogelgriepvormen zijn ontstaan in pluimveehouderijen in Azië.
In Azië zijn de hygiënische maatregelen minder strikt dan in West-Europa. In Bangladesh heb ik pluimveehouders met hun stal van duizenden eenden de moerasgebieden in zien trekken. De loopeenden graasden overdag op de plekken waar we in de schemer de wilde watervogels naar toe zagen vliegen. Eenvoudiger is het voor het virus nauwelijks te maken. Net als de wilde zwijnen bij de Afrikaanse varkensgriep zijn onze wilde watervogels onbedoeld het transportmiddel van een door de mensen veroorzaakt probleem.
Indammen van de populaties wilde dieren is niet de oplossing. Het is dweilen met een vol opengedraaide kraan. Het beperken van de overdracht zal vooral bij de bedrijven moeten plaatsvinden. Daarbij kan gekeken worden naar de ruimtelijke spreiding (geen pluimveehouderij in waterrijke gebieden), naar hygiënische maatregelen maar wellicht ligt de best werkende maatregel in de handen van de consument. Hoeveel vlees eet ú?
Ton Eggenhuizen