Met een gewicht van 4 tot 8 gram en een lengte van 50 mm – ze passen in een luciferdoosje! – is het één van de kleinste Europese zoogdieren, maar toch vinden vele mensen het maar een eng beest: de dwergvleermuis. En het is maar goed dat veel mensen zich niet bewust zijn van het feit dat ze zelf onderdak bieden aan deze fladderaar.
De dwergvleermuis is de soort die het meest profiteert van menselijke bebouwing. Ze gebruiken kleine kiertjes (stootvoegen) tussen stenen om in de spouwmuur of achter dakbeschot te komen waar ze in grote groepen van wel tientallen tot honderden dieren kunnen slapen. Dwergvleertjes jagen op insecten in de stad want ze storen zich weinig aan straatverlichting en geluid. Sterker nog, de insecten die rond de lantaarns zwermen, worden ook graag opgepeuzeld.
Zelden weet de eigenaar van het huis dat ze een grote kolonie vleermuizen in de spouw hebben zitten. Je merkt er dan ook nauwelijks méér van, dan dat je ze al vroeg in de schemer in de tuin ziet fladderen. Er zijn bij vleermuisonderzoekers kolonies bekend in de honderdtallen, die er al jaren zitten zonder dat de bewoners er iets van meekrijgen. De onderzoekers staan ook vaak voor een dilemma: vertel ik het aan de bewoners met het risico dat de diertjes illegaal worden verjaagd, of vertel ik het niet met het risico dat bij spouwisolatie of renovatie ongewild de kolonie wordt vernietigd.
Zoals zo vaak, lijdt de mens het meest door het lijden dat hij vreest. Als je zegt dat ze vleermuizen in de spouw hebben zitten, vreest men direct geluid- en stankoverlast. Of ze denken dat ze ziekten overbrengen of expres in je haar gaan vliegen. Allemaal ongegronde angst, dat blijkt wel uit het voorgaande over de ongemerkte inwoning. Sterker nog, samen met andere insecteneters zorgen ze voor een beter evenwicht in de natuur en een afname van overlast door insecten. We moeten dus blij zijn met deze dieren.
Alle vleermuizen zijn streng beschermd. Het is verboden om ze te vangen, te doden en hun verblijfplaatsen te vernietigen. Eigenlijk is die strenge bescherming best wel vreemd voor zo een algemene en aan de mens aangepaste diersoort als de dwergvleermuis. En die bescherming zou – vanwege de nuttige functie die ze vervullen – ook eigenlijk niet nodig moeten zijn. De strenge wetgeving is af en toe ook wel star. Werkzaamheden waar vleermuisverblijven schade op dreigen te lopen, worden omgeven met een woud aan compenserende maatregelen. Dit leidt op den duur tot situaties waarbij liever wordt voorkómen dat vleermuizen zich ergens gaan vestigen. In plaats van ruimte bieden, beperken we dus de leefmogelijkheden voor de dieren. Dat is natuurlijk eeuwig zonde. Daarom wordt nu samen met het ministerie gedacht over een andere manier van omgang met vleermuizen in Almere. Het zou mooi zijn als we op voorhand kunnen garanderen dat we een gezonde populatie vleermuizen in de stad hebben, door allerlei positieve maatregelen. Die positieve maatregelen zouden het mogelijk moeten maken om af en toe ook een verblijfplaats te mogen weghalen. Zolang dat maar netjes gebeurt, zouden de vleermuizen kunnen profiteren van deze aanpak.