Het is 35 graden en drukkend warm, lopend over een bospad in Panama verbaas ik mij over de enorme hoeveelheid plant- en diersoorten. Dit is zo anders dan onze Flevolandse bossen. Ruim dertig graden kouder en twee weken eerder liep ik in het Pampushout. Een perceel populier, een perceel es, wat zingende zanglijsters: geen grote diversiteit. Waarom deze verschillen?
Kijkend naar de Panamese bomen, valt op dat er vrijwel nooit twee dezelfde soorten naast elkaar staan. Sterker nog, uit de literatuur weet ik dat zelfs binnen een hectare het aantal bomen van dezelfde soort vaak niet meer dan een handvol is. Weinig bomen van dezelfde soort in een bos betekent niets anders dan enorme boomsoortenrijkdom in dat bos. De reden is gelegen in de voortdurende strijd tussen planten en dieren die van die planten eten. Iedere boomsoort heeft weer
een leger van diersoorten die van de boom afhankelijk zijn. Meerdere bomen van dezelfde soort vlak bij elkaar kan er echter voor zorgen dat deze diersoorten in zulke grote populaties voor komen, dat ze een plaag voor de bomen worden. Eén enkele boom levert een beperkte populatie – en geen bedreiging – van die plaaginsecten op. Ze houden elkaar in evenwicht.
Panama is ‘s werelds grootste ecologische verbindingszone: het verbindt Zuid-Amerika met Noord- Amerika. Gevoegd aan het feit dat in de tropen altijd al meer plant- en diersoorten gevonden worden dan in de gematigde klimaatzone, dan kan gerust gesteld worden dat hier een ware orgie van biodiversiteit te zien is. Een vergelijking tussen het Panamese bos en het Pampushout is dus ook niet eerlijk, maar we kunnen er wel veel van leren. Je vergelijkt immers zaken, juíst omdat ze van elkaar verschillen!
De biodiversiteit is enorm: want er zijn ook weer soorten die afhankelijk zijn van bepaalde combinaties van boomsoorten. Fruiteters moeten immers het jaarrond over boomvruchten beschikken en daar niet te veel voor hoeven te verplaatsen, in februari de ene boomsoort, in maart weer en volgende. Kolibries – zoals de vulkaankolibrie op de foto – moeten jaarrond bloemen weten te vinden, anders moeten ze wegtrekken met alle gevaren van dien.
Lopend over dat bospad in Panama bedenk ik mij dat het niet vreemd is dat we in Almeerse bossen regelmatig geplaagd worden door ziekten en plagen. Essentaksterfte, eikenprocessierups en kastanjebloedziekte zijn slechts enkele voorbeelden van ziekten die ontstaan en in de hand worden gewerkt door de eenvormige bossen. We vragen er feitelijk zelf om. Natuurlijk heeft de eenvormigheid ook redenen: kosten en eenvoudiger houtkap bijvoorbeeld. Maar dan moet je niet gek opkijken van de plagen en dan zou het achteraf juist wel eens tot hogere kosten kunnen leiden.