Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Zandmonster

Rugstreeppadden zijn maffe beesten. Als geen ander weten ze plekjes in de stad te vinden waar hun voorkomen, zeg maar gerust, “onhandig” is. Als liefhebber van zandige spaarzaam begroeide plekken met poeltjes, weten zij zich ook thuis op met zand opgespoten bouwterreinen. Van nature komt de soort voor in de zeer dynamische kust- en rivierduinen. Voor de paddenogen zit er echter niet veel verschil in een natuurlijk duin of het bouwterrein van Almere-Duin.

Zulke zandige plekjes zijn geen lang leven beschoren. Niet alleen de bouwactiviteiten maar ook de natuurlijke vegetatiesuccessie zorgt ervoor dat het leefgebied van rugstreeppadden maar kort aanwezig is. Naast de beschermde rugstreeppad zijn er ook tal van zandloopkevers en wat al niet meer, kortstondig afhankelijk van onze bouwterreinen. De kevers zijn niet beschermd, de rugstreeppad wel. Dat is de reden dat ik deze avond met Lodewijk van Landschapsbeheer, elk met een emmer in de hand, Almere-Duin afloop om de rugstreeppadden weg te vangen. Het is nog vroeg op de avond en er lopen nog weinig padden rond. Zij zitten onder de spaarzame vegetatie en afval dat van de bouw verderop, in het gebied zijn gewaaid (of gedumpt).

Zo hebben we al enkele padden gevangen die straks naar een veilig gebied worden gebracht. Vlak voor me ligt een plastic deksel van een verfblik. Ik plaats mijn emmer er naast en til voorzichtig de emmer op. Vrijwel altijd schieten dan wat zandloopkevers weg. Als er een rugstreeppad onder zit, blijft die, wel vertrouwend op zijn schutkleur, rustig zitten. Dit keer geen rugstreeppad maar wel een ander beest dat ik niet eerder gezien heb, maar wel herken als een gigantisch grote oorworm. Het beest is niet zo donkerbruin als de gewone oorworm, ook lichte ivoor- en vleeskleurige delen sieren het lijf.

Met behulp van de smartphone en de website waarneming.nl is de soort snel gevonden: het is de grote oorworm of zandoorworm. Op waarneming.nl zie ik ook een kaartje met het verspreidingsgebied: de Veluwe, Utrechtse heuvelrug en de Zuidhollandse eilanden zijn de belangrijkste gebieden. Net als de rugstreeppad is het een soort van kale zandige gebieden en vindt hij op Almere-Duin tijdelijk een goed biotoop. Het is de tweede waarneming in Almere (en Flevoland), in 2010 werd er ook al eentje gevonden in het Almeerderhout. Dreigend steekt het zijn lange tangen omhoog. Het ziet er vervaarlijk uit, maar veel kan hij er niet mee aanrichten. Voorzichtig leg ik de deksel weer terug en laat het 3-4 centimeter grote insect weer met rust. De tijd zal het leren of dit “monster van het zand” nog vaker uit Duin gemeld zal worden.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


3 reacties

Pionieren in Almere

Met zijn vele bouwterreinen is Almere een walhalla voor pioniervegetatie. Het kale zand wordt in no time bevolkt door de planten die van nature alleen in zeer dynamische omgeving het lang weten uit te houden. Om er een paar te noemen: varkensgras, klaproos, smal vlieszaad, perzikkruid en kluwenzuring. Onder de snelle kolonisatoren hoort ook het verguisde jacobskruiskruid.

Als ik het bouwterrein van Almere-Poort oploop is van ver het jacobskruiskruid al te zien, struise planten tot een meter hoog met een brede waaier van heldere geelgouden bloemen. Net als de paardenbloem en margriet is het een composiet. Op de bloemen zie ik tal van insecten, bijtjes, vliegen, vlinders. Als ik de plant van dichtbij bekijk zie ik zwartgeel gestreepte rupsen lopen, het zijn de larven van de Sint-jacobsvlinder. Er zijn niet veel insectensoorten die het kruiskruid lusten. Om zich te beschermen tegen de vraat heeft de plant aan chemische oorlogsvoering gedaan. De evolutie resulteerde in steeds giftiger stofjes waar uiteindelijk maar een handjevol insecten tegen konden. Aangezien de plant voor zijn bestuiving ook van insecten afhankelijk is, komen de gifstoffen niet in het stuifmeel en nectar voor.

De chemische oorlogsvoering leidt er ook toe dat de plant door grote grazers wordt gemeden. De gifstof (pyrrolizidine-alkaloïden) is pas giftig als het in de dunne darm wordt omgezet in zogenaamde vrije alkaloïden. Deze tasten de lever aan. Het kruiskruid is niet uniek, ook andere composieten (zoals hoefblad) en kruiden (o.a. smeerwortel) gebruiken de stof als afschrikmiddel. Natuurlijk is het niet de wetenschap dat de stof pas giftig wordt in de dunne darm die de grote grazers ervan weerhouden om de plant aan te vreten. Waarschijnlijk zijn de planten ook niet smakelijk. Een paard of rund moet echter wel flink wat van de plant binnen krijgen om uiteindelijk leverschade te krijgen. Eén hapje kruiskruid kan in potentie al leverbeschadiging geven, maar het heeft pas effect op de gezondheid van een dier als die hap frequent over een langere termijn genomen wordt.

De paniek over de giftigheid wordt nog eens aangewakkerd door berichten dat ook aanraking van de plant gevaarlijk is. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat aanraking een gezondheidsrisico voor mensen oplevert. Wel is het zo dat mensen een allergische reactie (eczeem) kunnen krijgen. Dit gebeurt door een ander stofje (sesquiterpene lactonen) waar sommige mensen gevoelig voor kunnen zijn en wat in tal van composietsoorten voor komt. Dit eczeem komt onder andere soms voor bij bloemisten die veel in aanraking komen met dergelijke planten.

De plant heeft op onze bouwterreinen geen lang leven. Als het gebied niet in ontwikkeling wordt genomen, zorgt de plant zelf wel voor zijn eigen ondergang. Uit onderzoek blijkt dat als de planten niet met tak en wortel bestreden worden, zij zelf al de bodem zo veranderen dat volgende generaties jacobskruiskruid daar niet willen groeien. In dergelijke gebieden piekt de plant na vijf jaar om na 15 jaar vrijwel weer verdwenen te zijn. Met recht een pionier!

Ton Eggenhuizen