Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


2 reacties

Kwispelende zebrarups

Zwart-geel-zwart-geel-zwart-geel. Het zijn de kleuren van gevaar. Bekend natuurlijk van de wesp, maar er zijn tal van soorten die de kleuren gebruiken als een afschrikwekkend signaal: “eet mij niet”. Ook de rups van de Sint-Jacobsvlinder – ook wel zebrarups genoemd – bedient zich van het geel-met-zwart. En niet ten onrechte.

De zebrarups leeft alleen op kruiskruidplanten en dan het liefst nog op Jacobskruiskruid. De plant heeft een slechte naam vanwege de giftigheid voor grazend vee. De rups heeft daar echter weinig last van. In tegendeel, hij bouwt zoveel giftigheid op dat ze nauwelijks door vogels gegeten worden (met uitzondering van de koekoek). En ook de vlinder zit nog vol met het giftige goedje. Giftige dieren laten dat dus in hun uiterlijk blijken. De kleurige gifkikkers in de Amazone, lieveheersbeestjes, wespen allemaal bedienen zich van de truc van het opvallen. Tegenover het opvallen, staat in de natuur de kunst van het camoufleren. Ruwweg kan je stellen dat dieren met een goede camouflage doorgaans niet giftig zijn. Andersom werkt het spelletje niet. Niet alle opvallend gekleurde dieren zijn giftig.

Er is een bonte stoet van “free-riders”. Ze doen net alsof ze giftig als een gifkikker of gevaarlijk als een wesp zijn, maar investeren niet in gifklieren, angels en ander ongerief. Zo lijkt een zweefvlieg wel op een wesp maar is volledig ongevaarlijk. Ze liften mee op het afschrikkende uiterlijk van de wesp. Mijn eerste reactie is ook lichte paniek als een wespenboktor, stadsreus of hoornaarvlinder op mijn arm landt. Niet zelden heb ik zo een ongevaarlijk beest met een wild armgebaar van mij afgeslagen, om pas daarna mijn vergissing te bemerken. Maar het zijn niet alleen de kleuren, ook gedrag kan ingezet worden om het signaal kracht bij te zetten.

Zo was ik op zoek voor een eerdere blog over Jacobskruiskruid naar een fotogenieke plant. Het bleek haast onmogelijk om een jacobskruiskruid zonder de zebrarups te vinden. Terwijl ik één plant in de schaduw zet om een andere te kieken, zie ik in mijn ooghoek driftig gezwiep. Een rups op de schaduwplant zwaait met de helft van het lijf, als wil het mij gaan bespringen. Alsof de kleuren nog niet genoeg zijn om mij op afstand te houden. Ik ben benieuwd hoe een koekoek daarop reageert. Ik ken een verhaal van een koekoek die op een paaltje zat en steeds per vlucht een aanval op een jacobskruiskruid uitvoerde. En steeds kwam hij met een rups in de bek weer op het paaltje. Dat ging zo snel dat de rups waarschijnlijk niet eens de tijd kreeg om te reageren op het aanstormend gevaar.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Waar zijn de woerden?

Een groepje bruingevlekte wilde eenden poetsen de veren aan de waterkant. Zo op het oog lijken het allemaal vrouwtjes. Nergens zien we de metaalgroene koppen van de woerden. Hebben die de stad verlaten?

Nee de mannetjes zijn er nog. Voor het oplettende oog zijn ze te herkennen aan de heldere groengele snavel, in vergelijking met de bruinoranje snavels van de vrouwtjes. Alleen met het verenpak zien de mannetjes er als vrouwtjes uit.

Vogels moeten op gezette tijden hun veren verwisselen. Iedere soort heeft daar zijn eigen ruistrategie voor. Vrijwel alle eendachtigen – en daar horen zwanen en ganzen ook toe – doen dat nogal dramatisch. In een klap verliezen ze alle slagpennen en zijn dan dus vleugellam. Het duurt xx weken voordat de vliegveren weer zijn aangegroeid. Natuurlijk levert dat grote risico’s op, ze zijn dan een makkelijke prooi voor roofdieren. Om dat risico het hoofd te bieden zoeken ze veilige waterrijke gebieden op. Eenden hebben naast de (trage) slagpenrui ook een heel snelle rui van de lichaamsveren. Het opvallende mannetjeskleed wordt verwisseld voor een camouflerend verenpak dat meer op vrouwtjes lijkt: het eclipskleed. Die
rui verloopt in een tijdsbestek van xx weken. Zodra de slagpennen weer zijn aangegroeid, wordt ook het eclipskleed weer verwisseld voor de heldere veren van het mannetjeskleed. In de stad is de camouflagetruc wellicht minder nodig, maar ze kunnen simpelweg niet anders.

Het verwisselen van veren kost veel energie. Bij grote soorten kan een veer wel één tot twee centimeter per dag groeien. Rui vindt dan ook altijd plaats in een periode van overvloed. De jongen zijn grootgebracht, de winter nog ver in het verschiet, de trek nog niet begonnen. Voedsel is nog in overvloed, want het groeiseizoen gaat nog wel eventjes voort.