Na de Nieuwe Wildernis draait er weer een film over Nederlandse natuur in de Bioscoop; de Wilde Stad. Over de Nieuwe Wildernis schreef ik eerder al een recensie. Bij deze eentje over de Wilde Stad.
Net als bij de Nieuwe Wildernis verdienen de makers van de Wilde Stad een pluim vanwege de toewijding en liefde voor het onderwerp. Ook hier weer prachtige beelden en een leuk verhaal en bovenal een bijzondere insteek (de ogen van een stadskat). Het is duidelijk dat ook deze film bedoeld is voor een breed publiek. De doelgroep is mij dus wel duidelijk, maar ik ben nog in verwarring over het doel. Wat willen de makers bereiken? De ooh’s en aah’s waren om mij heen niet van de lucht toen ik de film in voorpremière zag. Dus verwondering moet zeker wel gelukt zijn. Maar steekt het publiek nog iets op van deze film, anders dan dat er een veelvoud aan soorten in de stad woont? En is dát echt wel een eyeopener?
De film krijgt als motto mee, “je gaat het pas zien als je het door hebt”. Een van de vele spreuken van de grootste Amsterdammer aller tijden, Johan Cruijff. Maar Johan bedoelde met zijn opmerking niet ‘zien’ in de betekenis van passief kijken, maar van actief begrijpen. En naar mijn gevoel schort het daar in de film wel aan. Een voorbeeld? Het ooh-en-aah niveau bereikte een hoogtepunt toen kuikens van de wilde eend van vier hoog achter naar beneden sprongen. Later hoorde ik in de bioscoopgang echter een opmerking over de te pletter vallende kuikens. Dat zo een nestplaats vrij gebruikelijk en succesvol is bij eenden, had die bezoeker in ieder geval niet begrepen.
En dan de beelden, het is wellicht tekenend dat vooral de “koyaanisqatsi”-achtige beelden van voortrazend verkeer en voetgangers op mij de meeste indruk maakten (dat shot van reflecterende autolichten in de ruiten van een Zuid-asgebouw had voor mij nog wel wat seconden langer gemogen). Ook de muziek, voor een flink deel speciaal voor de film geschreven, mag er wezen. Maar ik heb toch wat bedenkingen bij de getoonde soorten. Echt, ik ben geen exoten-hater, ik denk daar best genuanceerd over, maar waarom juist flink wat van die vreemde snoeshanen (nijlgans, halsbandparkiet, Amerikaanse rivierkreeft)? Zijn inheemse soorten niet interessant genoeg? Echt wel! Wat mij betreft was het stuk met fraai gefilmde vleermuizen dan ook een hoogtepunt.
Er is aardig wat in deze film in scene gezet. Daar is op zich niets mis mee. Maar dat shot van die valkeniers-slechtvalk (herkenbaar aan de kweekringen om de poot) had voor mij niet gehoeven. Wat ik verder miste, ik schreef het ook al over de Nieuwe Wildernis, is interactie tussen mensen en natuur (of beter nog, mensen en andere natuur). Bij de Nieuwe Wildernis was de mens er vakkundig buitengehouden. Dat is in een film over stadsnatuur natuurlijk niet mogelijk. Maar echte interactie ontbrak op dat ene vrouwtje na dan dat de reigers voerde. Vreemd dat idee dat natuur kennelijk alleen iets kan zijn als de mens zich er niet mee bemoeit.
Voor het brede publiek is de film zeker een – meer dan – leuk uitje. Het toont bijzondere aspecten van stadsnatuur, die met veel liefde in beeld zijn gebracht. Ik hoop echt dat de film een kaskraker wordt. Hopelijk zet het mensen wel aan om zich meer te verdiepen in de stadsnatuur. Daar kan ik deze documentaire van harte voor aanbevelen.
Of, om met Johan te spreken: “De punten moeten dáár op de i gezet worden, waar ze horen.”
Ton Eggenhuizen