Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Méditerranée

De margrieten in het Den Uylpark staan rijkelijk te bloeien. Dat trekt insecten aan, en mij dus ook. De nectar- en stuifmeelbar is geopend en staat doorgaans garant voor een goede insectenfauna. Op de eerste bloem toont direct al een donker insect met twee gele vlekjes achter op het lijf en lange sprieten op de kop. De vleugelvorm wijst ondubbelzinnig op een wants, maar ik kan me niet herinneren dat ik deze soort al eerder heb gezien. “Mediterrane prachtblindwants” schiet mij door het hoofd. Snel even een foto maken.

Vroeger dook ik met foto in de hand de boeken in of het internet op. Tegenwoordig gaat het allemaal veel sneller. Er zijn inmiddels diverse app’s die het determineren in het veld mogelijk maken. Dus ik “trek de foto door Obsidentify” en een tel later verschijnt de naam in het scherm van mijn mobiel. Inderdaad, de Mediterrane prachtblindwants. Als ik de waarneming digitaal wil invoeren krijg ik wel een waarschuwing in beeld: ”Dit is een zeer zeldzame soort, weet je zeker dat je deze soort wil selecteren?” Ja, ik weet het zeker. Durf er zelfs een geslacht aan te koppelen. De gele hoekjes wijzen op een vrouwtje. Als ik verder loop blijkt een flinke populatie aanwezig, ook mannetjes met rode hoeken en een onvolwassen groenig exemplaar.

Zeldzaam? De eerste vondst in Nederland dateert van 1999. Een flinke tijd bleef het verspreidingsgebied beperkt tot Zuid-Holland maar recent is het beestje met een opmars bezig. De eerste Almeerse waarnemingen dateren van 2016, in eerste instantie allemaal aan de zuidkant van Almere, Haven en Hout. Het is aanlokkelijk om deze opmars in verband te brengen met het warmer wordende klimaat. Binnen Flevoland is het voorkomen nog beperkt tot Almere, maar een verdere uitbreiding ligt voor de hand. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, één nieuwe insectensoort betekent nog niet dat het met deze kriebeldiertjes weer goed gaat.

De achteruitgang van de insectenfauna in West-Europa is alarmerend. Deze achteruitgang is het grootst in het agrarisch productieland en de versnipperde natuurgebieden. Het lijkt er sterk op dat insecten in de steden met het grote areaal aan gevarieerd groen zich nog wel enigszins aan deze malaise kunnen onttrekken. Ecologisch beheer doet daarbij een flinke duit in het zakje. Waar eens de gedachte was dat echte natuur iets was waar de mens geen bemoeienis mee had, blijken nu juist de steden van groot belang voor het behoud van een flink deel van de biodiversiteit.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Vluchtstroken in het gras

landingsbaanFietsend door het den Uylpark in Almere zou je de indruk krijgen dat een grasmaaier een dronken bui heeft gehad. In een zonbeschenen grasveld zijn vier stukken gras “vergeten” en hier staat het raaigras en het fluitenkruid nog welig te tieren. Waarom?

Een kruidenrijk grasland bestaat niet alleen uit planten, de planten bieden ook huisvesting aan grote aantallen dieren, met name insecten en spinnen. Maar al die dieren verliezen hun “huis” als het gras wordt gemaaid. Als het gras weer groeit, moeten de dieren van ver komen om het nieuw ontstane leefgebied te herkoloniseren. Dat betekent dat na iedere rigoureuze maaibeurt in een wijk, de biodiversiteit drastisch afneemt. Bovendien zijn het vooral de weinig schaarse  “generalisten” die de nieuwe plekken als eerste weer vinden. De specialisten blijven achter.

Maximale biodiversiteit is altijd goed. Door het grote aantal soorten en de vele onderlinge relaties komen insectenplagen nauwelijks voor. De soorten houden elkaar namelijk onderling binnen de perken. In het den Uylpark zijn daarom speciaal vluchtstroken gecreëerd voor de fauna. Door enkele stukken niet te maaien, kunnen daar de spinnen, torren en vlinders overleven en van daaruit weer het overige grasland bevolken. Bovendien verschillen de stroken onderling. Eén strook ligt deels in de schaduw, een andere strook ligt dichter bij het water. Deze variatie biedt weer een groter aantal diersoorten overlevingskansen. Kijk, daar krijg ik nou “een blij hartje” van!

Maaien is echter wel noodzakelijk als je het grasland wil behouden. Niet maaien betekent verruiging en struikgroei. Dit kan worden voorkomen door bij een volgende maaibeurt de vluchtstrook op een andere plek te leggen.

Diverse soorten zijn voor de volle honderd procent afhankelijk van lang gras. Zo bouwt het zwartsprietdikkopje (een klein oranje vlindertje) een overwinteringsspinsel in hoge pollen van kropaargras. Als het gras voor de winter nog wordt gemaaid, wordt de overleving van de vlinder onmogelijk. Hier en daar een pol met lang gras laten staan, betekent in het voorjaar veel van deze vrolijke vlindertjes.

Collega Mari Ruijs, verantwoordelijk voor deze aanpak, geeft nog een tip: “Je moet op dit moment ook eens op de Von Draisweg gaan kijken, ziet er ook leuk uit!”

Ton Eggenhuizen