In de vorige blogs heb ik aangegeven dat succesvolle exoten indicatoren zijn van onvolledige ecosystemen. In veel gevallen zal het op orde brengen van ecosystemen dan hopelijk leiden tot het terugdringen van de exoot. Op die manier pak je het vraagstuk bij de wortels aan. Problemen (inclusief vermeende problemen) met exoten worden vaak pas duidelijk als de exoot vaste grond onder de voeten heeft gekregen, als de populatie in of aan het eind van een exponentiële (of vermeend exponentiële) groeifase zit.
Bestrijding van een soort in dat stadium heeft weinig zin. De schaal waarin de bestrijding moet plaats vinden, zowel in oppervlakte als in maatregelen, is dan ondoenlijk. Iedere poging zal namelijk op den duur stranden op kosten, tijd en aandacht. Ergens in de bestrijding verzwakken leidt tot nieuwe aanwas en uitbreiding van het verspreidingsgebied. Je brengt de soort namelijk weer terug in het stadium waar de groei het allersnelste ging. Zo is het uitroeien van reuzenbereklauw (maar ook nijlgans en halsbandparkiet) in mijn ogen onbegonnen werk.
De reuzenbereklauw is een invasieve exoot die ooit vanwege het indrukwekkende uiterlijk is uitgezaaid. De soort is inmiddels zo ver in Nederland ingeburgerd, dat er vrijwel geen gemeente te vinden is waar de soort niet voorkomt. Het bestrijden in een gebied is wellicht mogelijk door jaren achterheen iedere plant te verhinderen te bloeien. Iets wat overigens in hoge opgaande vegetatie ondoenlijk is. Maar stel dat het in een gebied wél lukt, dan zal op zeker moment de zaadvoorraad in en op de bodem zijn uitgeput. Maar als de buren minder rigoureus aan de gang zijn, zal vanuit het buurgebied jouw terrein weer net zo makkelijk worden bevolkt. En waarschijnlijk zijn bermen van snelwegen en spoorlijnen ook snelwegen voor deze plant. We zouden in Almere de soort heel misschien (maar ik heb mijn twijfels) tijdelijk kwijt kunnen raken. Maar als de omliggende gemeenten en de weg- en spoorbeheerders niets doen, kan je wachten op herkolonisatie.
Dan maar niets doen? Nee, er zijn goede redenen om de soort zo ver mogelijk terug te dringen. Met name in de stad (rond speeltuinen etc) is het meer dan legitiem om de plant aan te pakken. Hetzelfde geldt voor Japanse duizendknoop. De schade aan infrastructuur en fundering kan zo groot zijn dat de herstelkosten de pan uit vliegen. Ook ecologische motieven kunnen doorslag geven. Reuzenberenklauw en Japanse duizendknoop kunnen een 100% bedekking krijgen en zo andere planten verdringen, leidend tot een nog grotere verarming van het ecosysteem.
Ik denk wel dat het tijd wordt te erkennen dat we bij een aantal soorten de wedstrijd hebben verloren. Ieder woord en iedere ingreep is daar verspilde moeite. Moeite die beter gestoken kan worden in het op orde brengen van ecosystemen, in het voorkómen dat nieuwe soorten zich kunnen vestigen en het beheersen van echte problemen met exoten. Dus échte problemen, niet slecht gefundeerde onderbuikgevoelens.
Ton Eggenhuizen