De dader is een wesp van amper drie millimeter lang: de rozenmosgalwesp. Net als andere insecten die plantengallen veroorzaken, legt de rozenmosgalwesp haar eitjes in het weefsel van een plant. Vaak is dat het blad, bladknop, bloemknop of stengel. Het eitje en de daaruit groeiende larf scheidt stoffen uit die de plant aanzet tot het laten woekeren van weefsel. Sommige soorten leveren een kogelronde galappel, andere soorten leveren een gal met stekels of knobbels. De rozenmosgalwesp laat de stengel een hele kluwen aan dwergstengeltjes groeien.
De hele gal is dus plantenweefsel dat ontstaat door de infectie met heel specifieke stoffen die de larve afgeeft. Als de wesp zich zou vergissen en haar eitje in de stengel van een zomereik zou boren, zal er waarschijnlijk niets gebeuren. Er ontstaat geen gal en daarmee geen smakelijk hapje voor de larf. Als de larven groeien, groeit ook de gal eerst licht groen en uiteindelijk vormen ze in september een fel roze-rode dot met haar van vijf tot tien centimeter in doorsnee. Snij je zo een dot doormidden dan zie de centrale galruimte met een aantal kamertjes en in iedere kamer zit een geelwitte larf. Als je de dot daarentegen níet doormidden snijdt kunnen de larven de gehele winter in een goed geïsoleerde gal verpoppen en het voorjaar afwachten. Als de temperaturen weer klimmen kruipt de wesp uit de gal. Eenmaal bevruchte vrouwtjes kunnen opnieuw een roos infecteren en begint de hele riedel weer van voren af aan.
De gallen kleuren rood als ook de roodborsten weer uit het hoge noorden komen en overal in onze tuinen opduiken. De associatie tussen het rood van de gal en het arriveren van de roodborst heeft in Engeland vermoedelijk geleid tot de Engelse naam: Robin’s pincushion, het speldenkussen van de roodborst.
Ton Eggenhuizen