Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


1 reactie

Natuur in corona-tijd

Door de Corona-uitbraak werken we zo veel als mogelijk is thuis. Met de laptop aan de huiskamertafel heb ik daardoor nu zicht op voor- en achtertuin. Dat is een grote verandering van perspectief. Niet langer het zicht van de negende verdieping van het stadhuis over de stad, maar een werkplek op straatniveau. Ik zie nu met regelmaat mensen langs de voortuin lopen en even stilstaan. Waar kijken ze naar?

Langs onze gevel hebben we een groot bijenhotel gebouwd. Twee meter lang en bijna 60 centimeter hoog. Ik schat in dat dit een van de grootste private hotels is Almere is. De gevel ligt op het zuidoosten waardoor het op een zonnige ochtend al snel behaaglijk warm wordt. Tientallen bijen zwermen voor het hotel. Op dit moment vliegen hier vooral veel gehoornde metselbijen, herkenbaar aan de lange voelsprieten, een witte snoet en een gouden kont. Vooral de afgezaagde bamboestokjes zijn in trek. Ze kruipen het stokje in, stoppen er wat voedsel in (verzameld stuifmeel) en leggen er een eitje. De cel wordt met een laagje modder afgesloten, waarna een nieuwe cel wordt volgestopt met proviand en een eitje. En weer een cel, en weer een cel. Totdat het bamboestokje vol is.

Als het eitje uitkomt vreet het zich vol met het stuifmeel, verpopt een aantal keer en sluipt het volgend jaar uit zijn cel. Daarvoor moeten de bijtjes die achterin zitten eerst wachten tot de voorste dieren de stengel verlaten hebben. Het is hier last-in, first-out. Gehoornde metselbijen zijn vroeg vliegende soorten. Als het niet streng wintert zijn ze in februari al te zien. Voor hun voedsel zijn ze afhankelijk van vroegbloeiende planten, zoals de wilg met zijn wilgenkatjes. Het is daarom zaak om bij het wilgenknotten niet alle bomen in de rij hetzelfde jaar te ontdoen van de takken. Zo blijft er ieder jaar voldoende stuifmeel beschikbaar. Een andere belangrijke nectarbron in het vroege voorjaar is de paardenbloem. En daar is – eerlijk is eerlijk – nog een wereld te winnen met ons maaibeleid.

Ik denk dat ik morgenochtend mij maar op een stoel in de voortuin posteer. Niet vanuit de negende verdieping over de stad uitkijken, maar op straatniveau. Zo kom ik ook sneller in gesprek met mijn buurtgenoten over natuur in de stad. Zolang we maar die anderhalve meter afstand bewaken. En hoewel die gehoornde metselbijen niet gaan steken, zullen ze me vast wel helpen bij het afstand houden. Soms is een beetje angst voor beestjes best wel handig.

Ton Eggenhuizen

Advertentie