Voor menigeen zal gras gras zijn, maar voor een ecoloog is het ene gras echt het andere niet. In Nederland komen ongeveer 150 verschillende grassen voor. Daar zitten wat heel zeldzame bij maar ook flink wat zeer algemene. Zo zal een bemest boerengrasland meestal bestaan uit engels raaigras, veldbeemdgras, rood zwenkgras en vossenstaart, allemaal extreem algemene soorten.
De meest verspreide grassensoort in Nederland is wellicht het straatgras. Deze soort is uitstekend in staat om tegen iedere verdrukking in te groeien en te bloeien. Niet alleen tussen de trottoirtegels maar ook in plantsoenen en veel belopen plekken in graslanden komt deze kosmopoliet voor. Het is ook een rappe soort. Binnen enkele weken kan een zaadje uitgroeien tot plant dat zelf weer zaad levert. Met een bloeitijd van januari tot december is succes ook wel verzekerd. Een kleine krachtpatser dus!
Hoewel de soort op zich – getuige de naam – goed tegen betreding kan, denken golfers daar anders over. Greenkeepers vinden zelfs dat de soort juist slecht betreding kan verdragen. De wortels van het gras reiken doorgaans niet diep in de bodem. Met een “driver” of een “woodie” wip je dan zo een halve zode uit de green! Maar als de soort zijn worteltjes tussen de stoeptegels heeft staan , dan is het veel lastiger om hem weg te krijgen.
Grassen worden op basis van de bloemen meestal ingedeeld in aargrassen en pluimgrassen. De verschillen tussen de soorten zijn dus het best te zien als ze bloeien. Maar in veel graslanden en gazons laten we het niet zo ver komen. Hooikoortslijders zijn er niet rouwig om als de planten niet in dat bloeistadium komen. Het grassenstuifmeel is uiterst licht en kan daardoor makkelijk in de luchtweg komen. Voor hooikoorts is gras gewoon gras.
Ton Eggenhuizen