Ik loop op een van de weinige voedselarme gronden van Almere en mijn oog valt op een nietig klein wit bloempje; stijve ogentroost (Euphrasia stricta). Het is zo fraai getekend dat het zien van de bloem al troost geeft. Maar zo komt hij niet aan de naam.
In de middeleeuwen ontstond de signatuurleer. Men dacht dat de medische toepasbaarheid van planten af te lezen was van de vorm van de plant. Een aftreksel van longkruid, met de vlekkerige bladeren was goed voor de luchtwegen, walnoten goed voor de hersenen. De witte bloem met rood-paarse beadering lijkt op een ontstoken oog. Het aftreksel moest daarom wel goed zijn voor de ogen. Bij de schepping zou onze lieve heer deze boodschappen in de vorm hebben verpakt. Wetenschappelijke bewijs was niet nodig, het gaat immers om geloof.
Als je op internet zoekt naar oogaandoeningen en euphrasia kom je al snel in de wereld van de homeopathie. Je kan zelfs lezen over onderzoek. Natuurlijk geen dubbelblind onderzoek waarbij een groep mensen het middel krijgt toegediend en een andere groep mensen een nepmiddel (de term dubbelblind slaat op het feit dat zowel de arts/onderzoeker als de patiënt geen weet heeft welk middel is toegediend). Nee, het onderzoek was veel eenvoudiger: een groep mensen kreeg euphrasia druppels en na een week werd de patiënt gevraagd of het inmiddels beter ging. Dat doet me denken aan de dokter die een middel voorschrijft. De patiënt vraagt of het wel echt helpt. “Met dit middel bent u er met een week vanaf, zonder dit middel duurt het wel 7 dagen!”
Bij dubbelblind onderzoek (binnen clinical trials) wordt het sterke placebo-effect uitgesloten. Als een middel echt helpt, moet er een meetbaar verschil zijn tussen de groep die het echte middel heeft gekregen en de groep met het nepmiddel. Doordat patiënt en toediener niet weet tot welke groep zij behoren, kan suggestie geen rol in de uitkomsten spelen. Ook elimineer je het effect dat kwalen en aandoeningen ook vanzelf kunnen overgaan.
De stijve ogentroost is kenmerkend voor voedselarme gronden. De essentiele stoffen die ze zelf niet uit de bodem kunnen halen, stelen ze van andere planten (o.a. grassen) die dat wel kunnen. Via de wortels parasiteren zij op andere planten. Omdat de ogentroost zelf wel bladgroen heeft en dus via fotosynthese een flink aantal essentiele bouwstoffen kan maken, noemen we de plant een halfparasiet. Kortom, zie je de ogentroost, dan weet je dat je op voedselarme grond bent. Op rijke bodems verliest de ogentroost de concurrentie met planten die zelf alle bouwstoffen uit de grond en de lucht kunnen halen.
Zin of onzin, ik krijg troost als ik mijn oog op dit mooie nietige plantje laat vallen. Bij gevoel en emotie mag wat mij betreft best wel een portie placebo zijn effect doen.
Ton Eggenhuizen