Tijdens de pittige kou half maart vroeg ik mij op twitter af wat dat met de cetti’s zanger zou doen. cetti’s zangers zijn immers insecteneters. De meeste insecteneters ontvluchten onze winters en vliegen naar het zuiden. Enkele soorten schakelen over op zaden (mezen bijvoorbeeld), maar de cetti’s zanger blijft bij zijn dieet en bij zijn broedgebied.
Zo een halve eeuw geleden was de soort in Nederland uitermate zeldzaam. De eerste waarneming dateert van 1968 maar al vrij snel (1973) werden ook enkele broedgevallen vastgesteld. Een aantal strenge winters tussen 1979-1986 veegde de kleine populatie echter weer van de kaart. Het duurde tot 2005 eer de soort weer vaste grond onder de voeten kreeg. De Zuid-Hollandse eilanden en de Biesbosch vormden het bruggenhoofd van waaruit andere landsdelen, waaronder Flevoland, gekoloniseerd werd. Tien jaar later, in 2015, werd de populatie op zo een 1000 paar geschat, maar zal mogelijk na het vorig broedseizoen op het dubbele kunnen liggen.
Tja, en dan afgelopen winter. Je kan het winters weer op verschillende manieren typeren. Een sneeuwrijke winter is wat anders dan een vorst-winter, en een lange periode vorst is weer wat anders dan een kwakkelwinter met enkele vorstgolfjes. Toch is het iedere winter weer afwachten wat er in het voorjaar overblijft van de cetti-populatie. Mogelijk dat sneeuwbedekking de belangrijkste factor voor de zangertjes is. In de winter zijn immers de meeste insecten, spinnen en ander klein grut vooral te vinden in de strooisellaag. Afgelopen winter heeft het wel gesneeuwd in Almere maar niet zo erg dat ook in het cetti-biotoop (rietland en rietruigte) deze voorraadkast geheel was afgesloten.
Hoopvol gestemd, was ik gisteren voor een klusje op de vogelringplek. Tot mijn vreugde hoorde ik maar liefst van drie kanten de zang van de cetti zanger. De winter heeft ze dus niet de das omgedaan. We zijn natuurlijk razend benieuwd of de groei van de laatste jaren verder voortgezet wordt. Het is aanlokkelijk om de opmars te koppelen aan de klimaatverandering. Er zijn immers meer vogelsoorten die noordwaarts lijken op te rukken.
Ton Eggenhuizen