De praktijk van alledag: klachten over te veel spinnen in oktober en eksters in april. Als stadsecoloog moet je daar dan antwoord op geven.
Almere is een groene stad en dat wordt juist ook zo hoog gewaardeerd. Het is dan verwonderlijk dat we klachten krijgen over dieren en planten die natuurlijk en onlosmakelijk verbonden zijn met die groene stad. En de hierboven genoemde klachten staan niet op zich. Ook mieren, meeuwen, ganzen, hommels en zelfs zwaluwen komen in de klachten langs. Kennelijk is de natuur wel leuk, maar je moet er geen last van hebben. De groene medaille heeft kennelijk maar één kant.
Ik moest met een glimlach aan de recente klachten over spinnen en de wat oudere over eksters denken toen ik een jagende ekster zag. De vogel liep over de dakrand van het Almeerse Flevoziekenhuis en na iedere 5-10 passen boog hij voorover en hing vrijwel ondersteboven aan de daklijst. De vogel was op spinnenjacht. Na een half uurtje was de spinnenpopulatie een flink stuk kleiner en de ekstermaag gevuld. Een mooi voorbeeld van ecologische spinnenbestrijding!
Kanteldenkend zou je je kunnen afvragen of het chemisch bestrijden van spinnen zou kunnen leiden tot een lagere eksterstand en dus meer ongestoorde merelnesten in het voorjaar. Want dat is immers de achterliggende gedachte bij de voorjaarsklachten over een te veel aan eksters. Zo werkt dat echter niet. Eksters zijn opportunistische jagers. Als er geen spinnen zijn, zullen ze eenvoudig op andere voedselbronnen overstappen. Eksters pakken namelijk vooral datgene waar veel van te vinden is. Zo zullen eksters ook niet snel verantwoordelijk kunnen zijn voor een extreme afname van een prooidiersoort.
Bedenk namelijk dat het voedselgedrag op te delen is in ‘opbrengst’ en ‘kosten’. De opbrengst is dan de voedingswaarde, de kosten zijn de tijd en moeite die gestoken moet worden in het vinden en bemachtigen van het voedsel. Als een prooidiersoort schaars wordt, dan kost het voor een roofdier zo veel extra moeite om de volgende prooi van die soort te vinden, dat hij zal overschakelen op een makkelijkere prooi. Dat hoeft geen bewuste keuze te zijn, als een ekster op zoek gaat naar de laatste merelnestjes, is de kans groot dat hij ondertussen diverse andere prooien is tegengekomen en daarmee al de maag heeft gevuld.
Wel is het denkbaar dat – als een prooidierpopulatie plaagachtige proporties aanneemt – dat de eksters massaal op die prooidieren gaan azen. Want dan zijn de kosten laag en de opbrengst groot. Het effect daarvan is dat de enorme populatiegroei weer wat teniet wordt gedaan en tot aanvaardbare proporties wordt teruggebracht. Ze romen als het ware de te hoge toppen van de populatiegroei af. Kortom: het nastreven van ecologische relaties is in vele gevallen het antwoord op de klachten; en een wat grotere tolerantie ten opzichte van de planten en dieren om ons heen.
Ton Eggenhuizen