Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


1 reactie

Nutteloos zwanenafschot

zwaangevechtDenk je zo langzamerhand alles wel te hebben meegemaakt. Na 20 jaar zwanenonderzoek in de stad en meer dan 2000 vogels van een ring te hebben voorzien zouden er niet veel verrassingen meer kunnen zijn, nietwaar? Toch zijn er momenten dat wij ons ook vol verbazing op het achterhoofd krabben.

In april ontvingen we een terugmelding van een door ons geringde zwaan die in meerdere opzichten bijzonder te noemen is. We ringden deze vogel op 21 augustus 2013 als nagenoeg volgroeide eerstejaars mannetje in een gezin van 6 jongen aan de Noorderplassen in Almere. Na dit moment verdween de vogel van onze radar. Niet zo heel vreemd want in de eerste jaren zwerven de vogels wat rond en komen dan geregeld buiten ons onderzoeksgebied. Jonge mannetjes zijn daarbij iets reislustiger dan hun zussen. De eerste – en tevens laatste – melding kwam bijna tien jaar na het ringen.

Op 23 maart van dit jaar werd de vogel dood aangetroffen bij een boer in Zeeuws-Vlaanderen op 173 kilometer afstand van de geboortegrond. Het is daarmee een van de grootste afstanden die door een Almeerse zwaan is afgelegd. Dat op zich is al opmerkelijk. Opmerkelijker is het volgende proza dat de melding vergezelde: “Knobbelzwaan (2 stuks) dood aangetroffen bij een boer die op heterdaad was betrapt met het afschieten van deze zwanen op z’n land. Een van de vogels had een metalen ring op. Boer wordt gehoord als verdachte”. Afzender, de politie aldaar.

Uit een bericht van de plaatselijke krant bleek dat de politie een melding had gekregen van een passerende toerist die het afschot niet vertrouwde. Aangezien er geen toestemming voor afschot van knobbelzwanen geldt in Zeeland, was direct duidelijk dat er sprake is van een – laten we het officieel benaderen – “verdenking van een strafbaar feit”. Dikke kans dat bij een veroordeling een aardige financiële boete, intrekking jachtacte en inname van het jachtgeweer zal volgen.

Het afschot vond plaats op een akker met ingezaaide wintertarwe. Kennelijk met het oogmerk om schade aan het gewas te voorkomen. Knobbelzwanen staan al jaren (2018-2021) in de top 10 van schadeveroorzakende dieren met een schade die jaarlijks ligt tussen de 83.000 en 660.000 euro. Dat lijkt een fiks bedrag, maar valt feitelijk in het niets bij de jaarlijkse schade die droogte en overvloedige buien (hagelschade!) kunnen opleveren. Op provinciaal niveau stelt de schade door zwanen aan wintergraan helemaal niets voor. In de jaren 2014 tot en met 2022 keerde de provincie Zeeland in slechts vier jaar een schadevergoeding uit, variërend tussen € 59,- en € 668,- (bron Bij12.nl).

Inmiddels hebben we van 37 andere vogels een melding gekregen dat deze waren afgeschoten. In de regel komt de melding van de jager zelf, zodat we kunnen aannemen dat daarvoor provinciale toestemming was verleend (Friesland 3, Gelderland 4, Noord-Holland 14, Utrecht 4, Flevoland 2, Zuid-Holland 10). Bedenk daarbij dat afschot nauwelijks helpt bij het voorkomen van landbouwschade en het vele malen effectiever is om broedparen te koesteren, zij jagen immers de grotere groepen jonge vogels uit een territorium. Het is geen wilde gedachte – tijd van het jaar, leeftijd – om te poneren dat het in Zeeland ook om een lokaal broedpaar ging.

Wat een rot manier om tegen een schot hagel aan te lopen…

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Een bijzondere zwanendame

WhatsApp Image 2022-07-11 at 1.48.37 PMZelfs na (bijna) twintig jaar nauwkeurig kijken kom je als zwanenonderzoeker toch nog voor verrassingen te staan. In Almere-stad zwemt de laatste dagen namelijk een vrouwtjeszwaan met een erg groot aantal jongen. Een eenoudergezin met elf donsjongen, hoe zit dat?

Een zwanennest met elf eieren hebben wij nog niet eerder in Almere gezien, al is het uit de literatuur wel bekend. Gemiddeld komen we op circa zes eieren per nest. We (de Zwanenwerkgroep van de Vogelwacht) volgen vrijwel alle zwanennesten vanaf het begin van het broedseizoen. En vrijwel alle volwassen vogels zijn individueel herkenbaar aan een gecodeerde pootring. Daarom weten we zeker dat deze geschiedenis niet begint met een nest met elf eieren. Het vrouwtje heeft samen met een partner in het Beatrixpark een nest gebouwd waarin zeven eieren gelegd zijn en waar zes jongen uitkropen. Na uitkomst van de eieren koos de familie haar domicilie op een half gezonken boot in de Stedenwijk. Daar bleef het paar behoorlijk trouw aan totdat het mannetje zeer verzwakt, mogelijk door botulisme, op 3 juli door de dierenambulance werd opgevangen. Dezelfde dag overleed deze zwaan en vanaf dat moment stond het vrouwtje alleen voor de opvoedtaken.

En dat doet ze méér dan voorbeeldig. Ze heeft zelfs vijf jongen van een ander paar geadopteerd (of gekaapt?). Wat er precies gebeurd is bij die adoptie weten we niet. Wel is duidelijk dat dit de vijf jongen zijn van het paar dat in het Muzenpark gebroed heeft. Dat Muzenparkpaar heeft ook al een roerig voorjaar achter de rug. Met regelmaat werden ze belaagd door een zwanenpaar met jongen uit de Literatuurwijk. De territoriumgevechten liepen hoog op en meermalen hebben we de rivalen moeten scheiden. Eind juni was de man van het Muzenpaar dermate toegetakeld dat een bezoek aan het Vogelasiel in Naarden noodzakelijk werd. Daar ontsnapte de zwaan en tot op heden is hij niet meer terug gezien. Ook het Muzenpark-vrouwtje is al enige tijd van de radar. Uit de ringgegevens van de vier ouders blijkt overigens dat er tussen deze vogels geen familieverband is.

Hoe nu verder? Zwanen zijn gekend om hun ouderzorg. In de regel zijn die taken gelijk verdeeld, dus de kans lijkt groot dat dit vrouwtje daarin haar spreekwoordelijke mannetje zal staan. Knobbelzwanen? Je zou er een boek over kunnen schrijven! 

Ton Eggenhuizen

(Met dank aan Ben van Doorn en Henk Koffijberg)


Een reactie plaatsen

De zes-vier-twee regel voor zwanenbroedsels

zwaan1De broedzorg van knobbelzwanen is naast erg zichtbaar, ook nog eens legendarisch. Vandaar dat verlies van eieren en/of jongen direct ook tot ophef kan leiden. En de overtuiging dat kwaadwillenden daar dan de hand in hebben gehad. Toch is het maar de vraag of we altijd van ‘verlies’ moeten spreken.

Uit onderzoek blijkt dat ook in ongestoorde populaties van knobbelzwanen niet ieder ei leidt tot een volgroeide vogel. In tegendeel. We hanteren daarvoor de 6-4-2 regel. Binnen een populatie worden per broedpaar gemiddeld zes eieren gelegd. Onbevruchte eieren, predatie en slecht weer zijn er verantwoordelijk voor dat van de zes eieren, gemiddeld maar vier uitkomen. Van die vier uitgekomen eieren redden het er gemiddeld maar twee tot volgroeide vogel. En van die volgroeide vogels blijft ieder jaar de helft ongeveer in leven. Omdat zwanen langlevende soorten zijn (10 jaar is zeker geen uitzondering) is dat voldoende om de populatie in stand te houden.

Uiteindelijk blijven de best aan de omstandigheden aangepaste vogels over. Dit is de survival of the fittest van Darwin. En daarbij verwijst fittest niet naar fitheid, maar naar aangepast (the one that fits the most). Dat lijkt verspilling, maar er wordt in de natuur altijd over geproduceerd om er voor te zorgen dat een deel van het nageslacht het best is aangepast aan de omstandigheden. Die knobbelzwanen zitten er niet mee dat wij als mens daar emoties bij voelen.

Af en toe komt in het nieuws dat eieren en jongen van zwanen geroofd worden. Ze zouden voor “de pot” zijn, of verhandeld als levend ornament voor een vijver in een of ander oliestaatje. De argumentatie is meestal wat dun (mensensporen bij een nest zien we óók bij succesvolle broedgevallen) en een enkel bewezen geval wordt opgeblazen naar de gehele populatie. Al het verlies wordt dan toegeschreven aan die moedwilligheid. Maar stel dat in een stad 50 paar zwanen broedt, dan leggen die gezamenlijk 300 eieren, waarvan 200 uitkomen en maar 100 tot vliegvlug raken. Tweehonderd eieren en jongen zijn niet per se de handel in gegaan.

Er zijn dus verschillende (natuurlijke) oorzaken verantwoordelijk voor de uitval van eieren en jongen. En als de ene oorzaak – bijvoorbeeld slecht weer – een jaar heel laag is, wordt de kans groter dat een andere oorzaak – bijvoorbeeld predatie – juist toeneemt. In de regel leidt dat steeds weer tot gemiddeld die 6-4-2. Maar dat gezegd hebbende, ik wordt echt pissig als moedwillig nesten om zeep worden geholpen. Ettertjes die zwanen sarren, mensen die vinden dat ze moeten ingrijpen “omdat het er anders veel te veel worden”, lieden die er illegaal geld aan willen verdienen, horkerig gedragende watersporters, het is mij een doorn in het oog. Misschien dat het op populatieniveau niets uitmaakt, maar waarom doen mensen dat?


Een reactie plaatsen

Zwanenlezing

zwaanHet was misschien/hopelijk de laatste volledig-digitale presentatie, afgelopen woensdag bij de Vogelwacht Flevoland. Op 26 januari, daags na de door het kabinet aangekondigde versoepelingen mocht ik namelijk thuis vanachter de laptop mijn knobbelzwanen-boek presenteren. De lezing was al veel eerder aangekondigd en op zulke korte termijn bleek een (deels) fysieke bijeenkomst niet te realiseren.

De Knobbelzwaan verscheen eind vorig jaar. Niet veel later ging in Nederland de boel op slot. Boekpresentaties, lezingen, het viel allemaal daardoor in het water. Jammer, want de knobbelzwaan is mij door het schrijven van het boek nog meer onder de huid gekropen.  De misverstanden in de Nederlandse vogelkundige boeken, de mythes en sagen, de omgang van de mens met de zwaan, het is allemaal zo interessant dat ik er wel een avond mee kan vullen.

En dan, eindelijk, 26 januari de (digitale) première. Enkele tientallen geïnteresseerden – vogelwacht-leden en niet-leden – schakelden in om het verhaal van de zwaan (en de verhalen in het verhaal) te horen. Gezien de vele vragen tijdens de lezing, viel het in goede aarde. De lezing is opgenomen, en zal te zijner tijd wel terug te zoeken zijn.

Maar het is ook mogelijk om mij voor een avond te “boeken”. Dan kan ik desgewenst het boek ook signeren. Zie de pagina met lezingen voor nadere gegevens.


1 reactie

Feiten of alternatieve feiten: het factsheet nijlgans.

Het paartje nijlganzen van de Stedenwijk heeft jongen. Vorig jaar bracht dit paar samen met vijf eigen jongen ook nog een grauwe ganzenjong groot. Dit jaar waren ze er laat bij want pas eind augustus zagen we de vogels met een vijftal kleine donskuikens. Vandaag wandel ik weer langs hun favoriete stek en tot mijn tevredenheid zie ik de familie nog compleet. De jongen zijn al flink gegroeid en wandelen al wat verder van de beide oudervogels weg. De hele familie loopt op de grasoever van de vaart, een plek die ze delen met een familie knobbelzwanen.

Van nijlganzen wordt beweerd dat ze agressief zijn ten opzichte van andere vogelsoorten. In de risicobeoordeling van de Europese Unie, en door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in een “fact-sheet” gekopieerd, staat dan ook dat de soort agressief gedrag vertoont ten opzichte van andere vogels, waardoor deze verdrongen worden en minder foerageergebied hebben. De EU en de NVWA zijn niet de eerste de beste, die doen niet zo maar loze beweringen (las ik onlangs). Er staan gelukkig bronnen bij: onder andere de Atlas van de Nederlandse broedvogels uit 1979. Er zijn twee redenen om die veertig jaar oude atlas er even bij te pakken.

In dit boek wordt een geval aangehaald van een tam paartje nijlgans dat zich vergreep aan andere vogels in de vijver. Maar er wordt ook gesteld: van wilde of verwilderde vogels is dit gedrag niet bekend. En: het verdient aanbeveling eens te onderzoeken in hoeverre concurrentie optreedt tussen nijlgans en inheemse vogelsoorten. Dat onderzoek heeft, meen ik, nooit structureel plaats gevonden. De twee andere genoemde bronnen onderbouwen ook al niet dat er sprake zou zijn van een negatief effect op andere vogelsoorten. Kortom, dit is eerder cherry-picking (en nog 40 jaar oude cherries bovendien!) van de EU en de NVWA dan een goede inhoudelijke onderbouwing van het schadelijk effect.

De andere reden om het stof van die oude atlas af te blazen is de beschrijving van de knobbelzwaan. De Atlas vermeldt dat ook verwilderde knobbelzwanen (men meende ten onrechte dat dat toen voor vrijwel alle knobbelzwanen gold) agressief waren ten opzichte van andere vogels. Maar zien we hier niet de bevederde versie van het aloude verhaal van te veel ratten in één kooi? Een overvolle eendenvijver, concurrentie om voedsel, opgebouwde stress; dan is het toch logisch dat de vogels knorrig worden? Het zogenaamde “fact”-sheet van de NWVA heeft nog een andere bijzondere bewering over de nijlgans. De vogels zouden met hun poep het oppervlaktewater vervuilen. Kennelijk vind met exotenpoep erger dan poep van inheemse vogels. Maar het is wel erg bout om dat als een feit te presenteren.

Ik sta dus deze ochtend kennelijk oog en oog met twee van de meest agressieve vogelsoorten in Nederland. Twee vogelsoorten die in de meest stressvolle periode van het jaar, als ze hun jongen proberen groot te brengen, in volstrekte harmonie en zonder enige onderlinge animositeit op het zelfde stukje grasland vertoeven. De nijlgansjongen scharrelen gewoon tussen de zwanen door. En dit is niet de enige waarneming van vreedzame nijlganzen. Inmiddels heb ik al vele uren besteed aan het observeren van nijlganzen zonder ernstige agressie van de vogels te zien. Dat zijn geen alternatieve feiten meer, mensen!

Ton Eggenhuizen


4 reacties

Zwanenhals

Een krijsende golf kokmeeuwen komt van alle kanten aanstormen, er wordt duidelijk weer ergens gevoerd. Jawel, op de Weerwater-steiger bij het Stedenwijkstrandje zie ik een vrouw een flink zak brood leegschudden. Niet alleen kokmeeuwen komen eropaf. Stormmeeuwen, zilvermeeuwen, zelfs een Pontische meeuw, meerkoeten en wilde eenden delen in de feestvreugde. En twee knobbelzwanen.

Dit paar knobbelzwanen heeft de plek als territorium ingenomen en als alles goed gaat verwachten we hier in het voorjaar een broedgeval. Weinig andere zwanen worden hier geduld. Het vrouwtje zit inmiddels midden in het vogelgejoel, de man lijkt wat moeite met zwemmen te hebben. En wat het meest opvalt is de houding van de nek. Waar kan ik dat van? O, ja, in “the Mute Swan” het boek van Birkhead en Perrins, heb ik dat eerder gezien. Het is een symptoom van loodvergiftiging. In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontdekte men dat vogels sterk te lijden hebben van loodkorrels in het milieu. Zwanen, ganzen en eenden (en kippen doen dat ook) eten grindkorreltjes en gebruiken deze als maalstenen in de maag. De gespierde maag kneedt het voedsel samen met de maalsteentjes waardoor de plantencelwanden gesloopt worden en het verteren een stuk beter gaat.

Die loodkorrels kwamen in de eerste plaats van door jagers gebruikte loodhagel. Bij de jacht op watervogels belandde het grootste deel daarvan niet in de vogel maar in het water. De vogels pikken het later wel als maagmaalsteentjes op. De kneedmaag zorgt vervolgens voor slijtage van de loodkorrels waardoor vervolgens het bloed het lood eenvoudig kan opnemen. Na de ban op loodhagel bleef er nog één loodbron in het water over, de verzwaringsloodjes van hengelaars. In Engeland zijn vele dood gevonden knobbelzwanen onderzocht en werden post mortem enorme hoge doses lood in het bloed aangetroffen.

Lood is een gevaarlijk goedje en kan leiden tot een flinke set aan gevolgen. Je kan er zelfs dood aan gaan. Een bekend fenomeen is de slappe pols en slappe enkel bij mensen met een loodvergiftiging. De spieren verslappen waardoor de normale houding en kracht niet meer mogelijk is. Dit leidt bij zwanen dan ook tot de kinky-neck. Een ander fenomeen bij watervogels is dat ook de beweging van het darmstelsel wegvalt. De vogel eet nog wel, maar verder dan de slokdarm komt het niet. Door loodvergiftiging omgekomen zwanen hebben dan ook enerzijds een volledig volgepropte slokdarm maar wel een leeg darmstelsel.

Maar zou de “kinky-neck” van onze zwaan ook een andere oorzaak kunnen hebben? Vast wel. Ik ben natuurlijk geen dierenarts en al helemaal geen toxicoloog. We hopen dat de zwaan erbovenop komt. Maar als hij wel “het loodje legt” gaat hij direct naar de Dutch Wildlife Health Center in Utrecht voor nader onderzoek. We houden hem in de gaten.

Ton Eggenhuizen


Een reactie plaatsen

Eeuwige trouw

zwaan-op-landHet is een mooi romantisch beeld, een paartje zwanen. En helemaal als ze ‘verliefd’ zijn. De kromme halzen vormen samen een hart, symbool van de eeuwige trouw. Maar bedenk wel dat het beeld vooral in ons hoofd leeft. De vraag is gerechtvaardigd of het ook in de zwanenkoppies zo is.

Biologen zijn geschoold om zoveel als mogelijk is, de eigen emoties uit te schakelen als ze naar een studieobject kijken. De eigen emotie kleurt de waarneming te veel. Dikke kans dat het studieobject zelf, weldegelijk emoties heeft. Maar wat die emoties zijn, zullen we wellicht nooit te weten komen. Het devies is dus: kijk zo onbevooroordeeld mogelijk, noteer wat je ziet (in plaats van wat je denkt te zien), verzamel data en laat alleen de data spreken.

Dat klinkt allemaal clean en afstandelijk. Maar denk niet dat biologen daar altijd glansrijk in slagen. Een uit het nest gevallen vogeljong zou – vanuit het wetenschappelijk perspectief – op de bosbodem achtergelaten moeten worden. Maar wat doe je als onderzoeker als je zo’n hoopje leven in de handen hebt? Tien tegen één dat het jong weer teruggeplaatst wordt!

OK, die eeuwige trouw van zwanen. Het is een algemene gedachte dat zwanen elkaar eeuwig trouw zijn. Toch blijkt dat het beeld nuance behoeft. Door vogels individueel te merken (met een pootringetje met uniek nummer) kan je zien wat er werkelijk gebeurt. Neem bijvoorbeeld het broedgeval in het Muzenpark. Jaar in jaar uit broedt er een paartje op bijna dezelfde plek. Logisch om te denken dat het hetzelfde paartje is. Maar op basis van die ringen zien we dat het van jaar op jaar niet om dezelfde individuen gaat! Ook is op basis van de pootringen de partnertrouw te bekijken. Uit het onderzoek blijkt dat scheidingen vaker voorkomen dat het romantische beeld toelaat. Scheidingen komen voor. Niet vaak, maar te vaak om het te negeren. We zien zelfs dat de oude partner verlaten wordt en een nieuwe band wordt aangegaan met een eigen jong uit een eerder jaar.

Zwanen zijn in de regel gewoontedieren. Een eenmaal bezet goed territorium wordt zo lang mogelijk bezet. De drang om een beter territorium te zoeken is niet erg groot. Dat is mogelijk de belangrijkste reden voor langjarige relaties. Het is vanuit dat perspectief de vraag of ze trouw aan elkaar zijn, of beide trouw aan hetzelfde territorium. Maar een goed territorium kan ook betwist worden. En uiteindelijk wordt de partnerkeuze gedaan op de inschatting dat een andere partner meer overlevende jongen zal opleveren.

Wellicht moeten we de zwaan maar niet als voorbeeld nemen voor onze eigen keuzes in het leven. De eigen morele waarden zijn goed genoeg, toch?

Ton Eggenhuizen


Een reactie plaatsen

Vuurwerk

zeearendSinds ik in Almere woon en daar oud-en-nieuw vier, schiet – met de vuurpijlen buiten – meteen deze vraag door mijn hoofd: hoe zou de zeearend dit spektakel ervaren? Midden in de rustige Oostvaardersplassen, ziet deze magnifieke  roofvogel op diverse plaatsen aan de horizon een kleurrijk onweer. Ik kan me niet voorstellen dat dit géén onrust zou opleveren.

En dan zit deze vogel nog op grote afstand van het geknal en geflits. Stadsvogels zitten er middenin. Er zijn maar weinig harde gegevens over bekend, maar iedereen kan in de eigen tuin zien dat de laatste dagen van december er minder vogels zijn. Bovendien zijn de overgebleven vogels erg schrikachtig. Iedere knal in de buurt doet de vogels in de struiken vluchten om pas na een flinke tijd weer terug naar het voerderhuisje te vliegen.

Verder zijn er de nodige anekdotische aanwijzingen van vogels die kennelijk de stad ontvluchten, Zo zag ik zelf op 31 december van 2008 een knobbelzwaan in de polder, die in de nazomer door ons in de stad was geringd en tot ver in december aanwezig was gebleven. Op 4 januari 2009 was de vogel weer terug in de stad. Een andere vogel – de op wereldschaal kwetsbare – ijseend die al voor de achtste winter bij de pier van Huizen overwintert, werd plotseling op 1 januari van dit jaar in het veel rustigere Pampushaven teruggevonden.

Een harder bewijs van de grote onrust onder vogels is te zien als we radarbeelden bekijken van de oudjaarsnacht. Deze radarbeelden brengen normaal gesproken de regenbuien in beeld. Als het niet regent zie je om klokslag twaalf de lucht in één klap dichtlopen. Dat zijn geen plotselinge buien, of samenklonterende kruiddampen, maar duizenden vogels die in blinde paniek het luchtruim kiezen. In bijgevoegde link is dat mooi te zien op de beelden van oud-en-nieuw 2009-2010 en 2011-2012. Dit soort nachtelijke vluchten zijn zeer risicovol. In enkele gevallen leidde dat tot flinke sterftecijfers.

Ikzelf ben geen liefhebber van vuurwerk, ik wil er best even naar kijken, maar eigenlijk ontgaat mij de lol ervan. Bovendien vind ik de ruim 70 miljoen euro die in een half uur in luchtvervuiling en straatvuil wordt omgezet (steevast zes maal zoveel als ons “vrijgevig volkje” voor het terugdringen van het leed in de wereld overheeft bij Serious Request) tamelijk pervers.

Ton Eggenhuizen


3 reacties

Lelijk eendje?

knobbelgansWie kent niet het verhaal van het lelijk eendje dat later tot een mooie zwaan uitgroeit? Het verhaal lijkt biologisch onwaarschijnlijk, omdat een nest eendeneieren  al vol genoeg is en een groot zwanenei er niet makkelijk bij past.  Toch is iets vergelijkbaars nu op het Weerwater te zien.

In Almere doen we al vele jaren onderzoek naar zwanen waarbij we alle nesten in kaart brengen en het wel en wee volgen. Zo voer vorige week Henk Koffijberg, mijn maatje in de Zwanenwerkgroep Flevoland, voor de derde keer met de kano bij Watersportcentrum Haddock om een van de Almeerse zwanennesten te controleren. Op 13 april lagen er twee kleine eieren in het nest. Op 1 mei broedde het vrouwtje op 6 grote en drie kleine eieren.  Zwanen broeden gemiddeld 36 dagen. Een maand geleden was het nest dus compleet en volgens onze rekenmodellen moest het nest op uitkomen staan. Omdat het broeden pas start als het legsel compleet is, komen alle eieren op hetzelfde moment uit. Kleine eieren zien we overigens wel vaker op zwanennesten en normaal gesproken worden die gehouden voor onbevruchte probeersels of misbaksels. Deze eieren blijven dan achter in het nest.

Henk belde mij opgewonden vanuit de boot op. Het zwanenpaar zwom met drie kleine jonkies rond. De jonkies waren niet wittig of grijzig zoals zwanenjongen eruit horen te zien. Nee, ze waren geelgroenig, het waren ganzenjongen! Dit betekent dat de kleine eieren geen zwanenmisbaksels waren maar bevruchte ganzeneieren. Een ganzenei komt al na 28 dagen uit, dus het was niet vreemd dat de ganzen al rondzwommen en de zwaneneieren nog niet uitgekomen waren. Wat zou het vrouwtje gaan doen? Ik ben meteen in de auto gesprongen om het tafereel met  eigen ogen te aanschouwen. Het regende inmiddels ietwat, het was niet verwonderlijk dat het vrouwtje weer terug op het nest was. Met de vleugels iets gespreid was het duidelijk dat zij pas uitgekomen jongen aan het koesteren was. Toen het weer droog werd spreidde ze haar vleugels verder en het eerste gansje werd zichtbaar.

Het was duidelijk dat de zwaan in tweestrijd was. Het leek net alsof ze de veren poetste, maar die handeling werd maar halfslachtig uitgevoerd. Dit gedrag wordt overspronggedrag genoemd en is een uitlaatklep. Ze kan niet kiezen tussen twee opties: blijven broeden of met de eerste jongen op pad gaan. Toen het zonnetje doorbrak ging ze toch met de drie ganzenjongen op pad. Naar nu blijkt, heeft ze haar eigen eieren nu definitief verlaten.

Wat zal er van de gansjes terecht komen? Groeien ze op tot een spreekwoordelijke domme gans of voelen ze zich later zo mooi als een sierlijke zwaan? We zullen de vogels zeer nauwgezet volgen. Als de jongen volgroeid zijn worden ze geringd, want door de dieren te ringen kunnen we ze ook in volgende jaren herkennen en volgen. Vooralsnog is al  een jong gesneuveld; vermoedelijk in de gulzige bek van een snoek gezwommen. We hopen dat met de twee overblijvers het verhaal verder is af te schrijven. Wordt vervolgd

Op de regionale tv:
http://www.omroepflevoland.nl/Nieuws/102607/almere-zwanen-voeden-gansjes-op