Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Kokmeeuwen uit het oosten

kokmeeuw kijk naar benedenGa met een zak brood bij een brug staan, maar strooibewegingen en in no time komen kokmeeuwen luid krijsend aanvliegen. Het zijn de brutaaltjes onder de stadse wintervogels. Met hun wendbare snelheid weten ze menig stuk brood vlak voor de snavel van de tragere eenden weg te kapen. In de late herfst nemen de aantallen in de stad fors toe. Voor een deel zijn het Nederlandse vogels die in Almere overwinteren, maar het overgrote deel ontvlucht de koude delen van Noord- en Oost-Europa om hier van de vrijgevigheid van de Almeerders te profiteren.

De herkomst van deze vogels is te achterhalen omdat overal in Europa kokmeeuwen – meestal nestjongen – door vogelaars van metalen ringen worden voorzien. Op deze ring staat een uniek nummer alsook het land waar de vogel de “bling-bling” heeft gekregen. Deze ringen zijn met een goede telescoop – en veel geduld – af te lezen. Zo weten we dat vogels uit bijvoorbeeld Zweden, Finland, de Baltische Staten en zelfs Wit-Rusland op een Almeerse brugleuning kunnen staan.

Om het aflezen van ringen veel makkelijker te maken, worden ook grotere kunststof kleurringen gebruikt met twee tot vier cijfers of letters. Door het veelvuldig aflezen van deze ringen, wordt veel bekend over het trekgedrag. Zo weten we dat een aantal vogels er een nomadische levenswijze op na houden maar ook dat het merendeel van de kokmeeuwen juist zeer trouw zijn aan zowel hun overwinteringgebied als broedplaats. In het Almeerse Muzenpark zit een mooi voorbeeld van deze plaatstrouw. Op 7 juli 2007 werd in een Poolse kolonie nabij Warschau een jonge kokmeeuw geringd met een witte kleurring met inscriptie T85A. Enkele winters achtereen werd deze vogel in en rond het Muzenpark gezien. De vogel vloog jaarlijks zo’n 1000 kilometer om steeds weer in het Muzenpark op te duiken. Uit waarnemingen weten we dat deze vogel zich in een gebied van niet minder dan vijf vierkante kilometer ophield.

Waarom zijn die dieren ook in de winter plaatstrouw? Dat is logisch als we bedenken dat ook vogels ervaringen met zich mee dragen. Onze T85A vloog in zijn eerste herfst – waarschijnlijk met soortgenoten mee – naar West-Europa. West-Europa heeft een milder winterklimaat dan Polen. Zijn vleugels brachten hem naar het Muzenpark waar hij al snel merkte dat het er ’s winters goed toeven is. Hij leerde waar hij het beste veilig kon slapen, op welke signalen van soortgenoten hij moest letten om zich vol te vreten aan broodkorsten en vooral ook welke plekken in de omgeving goede voerplekken zijn. Hoe meer ervaring hoe sneller hij zelf als eerste op een voerplek is. Iedere andere plek kent andere gevaren, andere kansen, andere gebruiken. Verkassen naar een andere plek betekent dat de vogel weer al die zaken onder de knie moet krijgen. Dat kost hem broodkorsten en dus fitness.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Een vreemde eend ehhhh meeuw – in de bijt

wtterrekokMeeuwen zijn een alledaags verschijnsel in de stad. Het meeste in tal is de kokmeeuw. Stormmeeuwen en zilvermeeuwen zie je al iets minder, de kleine mantelmeeuw is – zeker in het winterhalfjaar – uitgesproken schaars. Alle andere meeuwensoorten zijn in de stad nog weer veel zeldzamer.

Toch is zo een dwaalgast niet uitgesloten. Er zijn in de loop der tijd nogal wat zeldzame meeuwen in Nederlandse steden waargenomen: Amerikaanse dwaalgasten als de lachmeeuw en de ringsnavelmeeuw bijvoorbeeld. Maar ook Arctische soorten als de grote en kleine burgermeester kunnen zo maar in de stad opduiken.

Deze laatste twee soorten hebben een nagenoeg beige tot wit kleed, een eigenschap die ze met de nog zeldzamere ivoormeeuw delen. Deze drie soorten zijn in Nederland zeldzaam tot zeer zeldzaam en het vogelaarshart gaat dan ook sneller kloppen bij het zien van deze Arctische vogels. Zie je een witte meeuw dan is het dus oppassen geblazen! In de winter 2010 zag mijn zoon – hollend naar de bushalte – vanuit zijn ooghoek een dergelijke witte meeuw. Hij had haast dus kon de vogel niet beter bekijken. Per telefoon werd zijn niet vogelkijkende vriendin gevraagd de vogel beter te gaan bekijken. Zij zag de rode poten en rode snavel waardoor de drie zeldzame soorten helaas allemaal afvielen. Het was dus niet één van deze zeldzame soorten, maar toch is het een bijzonder dier.

De rode poten en snavel, alsook de hele bouw weken niet af van een gewone kokmeeuw. En dat was het dan ook, een afwijkende kokmeeuw die het grijs op de rug mist. Op grond van de diep rode kleur van de snavel en poten was het een volwassen vogel van zeker drie jaar oud. Later werd bekend dat ook andere vogelaars de vogel in het vizier hebben gehad, en ook al in de voorgaande winter. Inmiddels zit deze witte kokmeeuw al voor de vijfde winter in Almere Buiten. De vogel wordt gezien in een gebied begrensd door de faunabuurt en de molenwijk.

Soms wordt een dergelijke vogel aangeduid met “gedeeltelijk albino” maar dat is eigenlijk fout. De juiste term is leucisme. Albinisme is een genetische afwijking die voor het gehele dier geldt; de huid, de veren (of haren) en de ogen missen iedere vorm van pigment. Dat levert een volledig witte vacht of verenpak op, de huid (snavel en poten) is bleek rose en de ogen zijn bloedrood. “Gedeeltelijk albino” is dus net zo iets als “een beetje zwanger”