De dagen worden langer, het voorjaar zit in de lucht. In de tuin laten de vogels zich in het vroege licht van de ochtend weer van zich horen. Maar vogelzang hoort niet alleen bij het voorjaar en het maken van nestjes. In mijn blog zingen in de winter schreef ik al dat vogelzang meerdere doelen dient.
Bij vogelzang denken we al snel aan het lokken van een partner. En bij de braamsluiper, een zomergast die in onze streken broedt, dient het ook haast alleen dat doel. Eenmaal in het broedgebied aangekomen zingen braamsluipers vrijwel continu hun eentonig ratelliedje. Tot wel tien keer per minuut! Maar als hij een vrouwtjesbraamsluiper heeft geschaakt, verstomt hij vrijwel volledig. Nog maar aan handvol keer per uur is hij dan te horen. Andere soorten gebruiken hun zang om zowel te lokken als om af te schrikken. Ze lokken een potentiele partner, maar rivalen moeten worden weggejaagd.
Rivalen kunnen het op de partner voorzien hebben, maar ook op het leefgebied met voedselmogelijkheden en andere kwaliteiten zoals voldoende dekking. In het voorjaar valt dat samen, de partner zit immers ook in dat leefgebied. Maar vogels die in de winter zingen, doen dat in de regel alleen om een winterterritorium te verdedigen. Door te zingen toon je je fitheid en maak je potentiele rivalen duidelijk dat er met jou niet te spotten valt. Een bekend voorbeeld van winterzang kennen we van de roodborst. Aangezien de wens om een winterterritorium te hebben voor vrouwtjes- en mannetjesroodborsten gelijk is, zingen beide geslachten dan ook gedurende de winter. Beide geslachten houden er dus hun eigen territorium op na. In het voorjaar overlappen die territoria vanzelfsprekend weer. Het vrouwtje lift dan mee op de territoriumdriften van haar partner en zal maar hoogst zelden tot zang overgaan.
De zang van roodborsten is zeer complex. Alleen met een goed muzikaal gehoor of met sonogrammen zijn verschillen goed herkenbaar. Maar wat voor het menselijk gehoor lastig is, is voor het roodborsten-oor natuurlijk gesneden koek. Uit dergelijk onderzoek weten we dat vrouwtjes kortere zangstrofes hebben dan mannen en dat mannen in de winter anders zingen dan in het voorjaar. Ieder zangtype heeft zijn eigen functie. Maar waar ik nog niet goed uit ben is waarom koperwieken dan in het vroege voorjaar voorafgaand aan de trek naar hun broedgebieden in het noorden dan volop in onze populierenbossen zingen. Een territorium hoeft niet meer te worden verdedigd en paarbinding zal vast niet hier plaats vinden. Is het opwinding? Groepsbinding voor de trek? Wat anders?
Ton Eggenhuizen