Stoppen voor het stoplicht geeft mij wat tijd om rond te kijken. In de spaarzaam begroeide berm kleurt het nu wit met zacht roze. Het zijn de bloempjes van het Deens lepelblad (Cochlearia danica). Van nature is het een kustplant. “Open, droge tot vrij vochtige voedselrijke tot zilte grond in duinen, op groene stranden en dijken in het kustgebied” staat er in mijn plantenboek. Maar ook: “langs ’s winters bepekelde wegen, recent zeer algemeen langs autosnelwegen”. Wat doet die kustplant in een Almeerse berm?
Voor het Deens lepelblad maakt het niet uit of hij vlak bij de kust staat of niet. Als de bodem maar spaarzaam begroeid is zodat hij zich makkelijk kan vestigen en zolang er maar zout in de bodem is. Het is niet zozeer een zoutliefhebber maar eerder een zout-tolerante plant. Hij kan een flinke hoeveelheid zout in de bodem verdragen, waar andere planten dat niet kunnen hebben. De gladheidbestrijding met strooizout maakt van deze kustplant een bermtoerist. Het zijn dikwijls de plekken waar pekelwater maar langzaam wegstroomt en het lepelblad een hoge dichtheid bereikt. Vandaar dat in de middenberm meer lepelblad groeit dan in de buitenbermen.
De vraag lijkt gerechtvaardigd of Deens lepelblad weer uit de bermen zal verdwijnen als gevolg van klimaatveranderingen. Immers: minder strenge winters, minder gladheid, minder strooizout. Ik verwacht dat dat niet zo heel snel zal gaan. De zout-tolerante vegetatie die kenmerkend was voor de zuidkust van de Zuiderzee heeft het ook volgehouden tot ver in de jaren zeventig, decennia na het zoet worden van het IJsselmeer.
Het lepelblad komt ook algemeen voor onder kolonies van zeevogels. De ontdekkingsreizigers vulden in het midden van het vorige millennium hun dieet aan met de eieren en nestjongen van de vogels. Men had echter geen idee dat ze daarbij een probaat middel tegen scheurbuik vertrapten. Lepelblad zit namelijk vol met vitamine C. Het verband tussen scheurbuik en dit vitamine werd echter pas eind van de achttiende eeuw gelegd. Scheurbuik is een verbastering van het Latijnse woord scorbus. En daar ontleent vitamine C ook zijn officiële naam aan: ascorbinezuur, het is een samenvoeging van a (niet) en scorbus (scheurbuik). Inmiddels heeft de man achter mij in de rij voor het stoplicht met zijn claxon duidelijk gemaakt dat het rode stoplicht niet nóg groener zal worden.
Ton Eggenhuizen