Tijdens het vogeltelwerk voor een nieuwe Atlas van de Nederlandse vogels loop ik het vuurtorentje in dat aan het Almeerse Weerwater is neergezet. In de spleten tussen de betonelementen zitten grote bruine klodders die bij nadere inspectie uit opeenhopingen van lieveheersbeestjes blijken te bestaan. De diertjes zijn bewegingloos en duidelijk in winterslaap. Samen slapen betekent iets minder last van de kou, zolang je maar in het midden zit.
Als ik de diertjes nog beter bekijk, valt op dat ze zeer variabel zijn. Donker met enkele oranje vlekken, sommigen helemaal zwart, anderen juist oranje met enkele zwarte vlekken. Wat ze gemeen hebben is een zwarte M op een wit borststuk. Dat is het kenmerk dat leidt naar het “veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje”. Dit diertje is ooit ingevoerd in de tuinbouw om bladluis te bestrijden. Eenmaal op vrije voeten, bleek deze soort het in ons klimaat goed te doen. Bij gebrek aan luizen, vergrijpt hij zich ook aan larven van andere kevertjes, iets wat onze LHB’s niet doen. Daarom wordt de soort nu beschouwd als schadelijk voor de inheemse fauna. Een negatief gevolg van slecht doordachte ecologische bestrijding.
Het lieveheersbeestje heeft de naam gekregen toen de Germanen werden gekerstend. De Germanen noemde het diertje al Freyafugle, vogeltje van Freya. Dit werd verchistelijkt tot onzelievevrouwenbeestje en lieveheersbeestje. In het Frans luidt de naam bête á bon Dieu. Maar dit alles is natuurlijk geen verklaring waarom de Germanen de verwijzing naar Freya maakten.
Het aaltal stippen zegt niets over de leeftijd, wat mij vroeger wel op de mouw werd gespeld. Lieveheersbeestjes leven meestal maar één jaar. Een aantal soorten is variabel, maar veel –soorten hebben een opvallend gelijk uiterlijk, zoals het tweestippelig, zevenstippelig en tienstippelig lievenheersbeestje. De zevenstip is het symbool geworden tegen zinloos geweld.
Je zou denken dat het gezamenlijk slapen grote risico’s op predatie zal opleveren. De meeste vogels laten de kevertjes echter met rust. Bij aanraking laten de dieren een geel vocht uit hun poten lopen (reflexbloeden) dat bitter smaakt en in sommige gevallen ook giftig is. De vogels leren de vieze smaak te combineren met het kleurige patroon. De felle kleuren zijn een alarmsignaal, net zoals het geel en zwart van een wesp. Er zijn spinnen die “gratis” meeliften van dit afschrikeffect, de vuurspin heeft een achterlijf dat direct doet denken aan de oranje dekschilden met zwarte stippen.