De maaibeurt is al even geleden en inmiddels staat het riet op de bult in het Beatrixpark weer vijftig centimeter hoog. Riet is een buitengewoon snel groeiend gewas en daardoor aantrekkelijk voor een bonte stoet aan blad- en stengelvretertjes. Daarom is de bult vanmiddag mijn studiegebied in de zoektocht naar de rijkdom van planten en dieren in Almere.
Het duurt niet lang eer mijn oog valt op een serie streepjes in de lengterichting van één zijde van het rietblad. Het zijn de bladmijnen van een klein vliegje: Agromyza phragmitides. Het kleine insect is lid van de mineervliegjes, een familie met zo een zestig vertegenwoordigers in Nederland. De larven vreten zich rond tussen boven- en onderkant van bladeren en vormen daar zogenaamde mijnen. Zowel de plant waar de mijn in te vinden is, als de vorm van de mijn verraden welk vliegje uiteindelijk uit de larve zal komen. De soortaanduiding phragmitides verwijst naar de familienaam van Riet (Phragmites australis). Er is (nog) geen officiële Nederlandse naam, maar het insect zou heel goed de rietmineervlieg genoemd kunnen worden.
Het patroon in het blad is heel kenmerkend: de volwassen vlieg legt een rijtje eitjes haaks op de bladrand. De plek is herkenbaar aan ovale bruin geworden wondjes in het bladoppervlak. De larfjes vreten zich rond door een gang te graven naar de bladtop. Daarbij worden ze dikker en dikker, de gangetjes worden breder en breder. Uiteindelijk worden de gangen zo breed dat ze met elkaar in verbinding komen. Het patroon lijkt wel alsof de larven een wedstrijdje doen wie het eerst bij de bladtop is. Eenmaal bij de bladtop, maken ze rechtsomkeert en vreten ze zich weer een weg via de andere bladzijde naar de bladbasis. Het vraatpatroon lijkt sterk op een andere mineervlieg: Agromyza hendeli. Kenmerkend verschil tussen beide soorten is de poep die in de mijn (frass) zichtbaar is. Bij hendeli is dat in brokjes, bij phragmitides poederachtig.
Eenmaal volgevreten verpoppen de larven. Dit gebeurt bij zowel de ‘brokjes-rietmineervlieg’ als bij de ‘poeder-rietmineervlieg’ buiten het blad in de strooisellaag. Het lijkt er niet op dat de rietplant gebukt gaat onder de vraat. In een proefvlakje met honderd rietstengels, kwam ik maar twee bladen met de mijntjes tegen. Het zou ook niet handig zijn als de vlieg zijn voedselbron volledig zou uitputten. Een goede diversiteit aan soorten (spinnen, vliegen, planten, libellen, vogels etc etc) zorgt er voor dat ze elkaar in toom houden en niemand uit de band kan springen.
Ton Eggenhuizen