Een joekel van een geel-met-zwart insect vliegt langs me heen tijdens de lunchwandeling in de stad. Mijn eerste indruk en schrik blijkt onjuist. Het is geen hoornaar (een grote wesp) maar een heel grote zweefvlieg. In de allereerste plaats mist het vliegend gevaarte al de kenmerkende wespentaille, maar ook de grote dikke kop en brede vleugelstand ontmaskeren hem als een volstrekt ongevaarlijk insect. De zweefvlieg is een stadsreus: Volucella zonaria. De Nederlandse naam is toepasselijk, met een lengte van tweeëneenhalve centimeter is het een van de grootste vliegen in ons land.
De stadsreus bedient zich van een bekend trucje, mimicry. Door een gevaarlijk insect na te bootsen, loopt het dier minder kans om gegeten te worden. Geel-zwart gestreept wordt immers direct geassocieerd met gevaar. Dat geldt niet alleen voor notoire insecteneters zoals veel vogels, ook een doorgewinterde ecoloog tuint er – heel even – met open ogen in. Bij een (stekende) wesp klopt de boodschap ook wel: “eet mij niet, of anders….”. De stadsreus is, net als vele andere zweefvliegen wat dat betreft een free rider. Wel de kleuren na-apen, maar niet investeren in een angel en gifklieren.
Mimicry moet niet worden verward met camouflage. Bij camouflage wil het dier juist niet opvallen. Door kleur en vorm van de achtergrond na te bootsen, wordt het beest niet opgemerkt als deze zit te rusten of in hinderlaag ligt voor een prooi. De stadsreus is een voorbeeld van “mimicry van Bates”. Daarnaast bestaat ook mimicry van Muller (gevaarlijke soorten lijken veel op elkaar) en mimicry van Peckham (roofdieren gaan op hun prooidier lijken en vallen daardoor minder snel op).
Stadsreuzen vliegen voornamelijk in de maanden juli, augustus en september. Voor een groot deel overlapt dit met het vliegseizoen van onze grootste wespensoort, de hoornaar. Het oranjegeel van de stadsreus komt ook fraai overeen met de grondkleur van de hoornaar, andere wespen zijn geler tot citroengeler. De stadsreus heeft nog een link met wespen. De meeste zweefvlieglarven eten luizen (en dit is een belangrijke reden om deze wespenimitators te koesteren). De larve van de stadsreus leeft in wespennesten en voedt zich met afval uit het nest en stervende wespenlarven. “Mijn” vlieg doet zich te goed aan het stuifmeel van de rijkelijk bloeiende roos en doet zelf geen vlieg kwaad.
Ton Eggenhuizen