Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Klimopbloesem

De kogelronde bloeiwijze van de klimop met ruim twintig afzonderlijke bloempjes is niet te missen en op een zwoele nazomeravond geldt hetzelfde voor de geur. Het blad aan de bloeiende takken is echter minder kenmerkend. Vaak egaal groen en altijd langwerpig zonder de kenmerkende ‘hedera-vorm’. Nu, in het najaar is het één van de weinige bronnen van nectar en stuifmeel. Aan de andere kant, ook bestuivers zoals bijen en (nacht)vlinders zijn nu niet algemeen meer.

Met zaklamp en mobiele telefoon (voor de foto’s) kan een avondwandeling langs de bloeiende klimop in de wijk best nog wat opleveren. Naast de lekkere en zoet-bedwelmende geur zijn ook nog aardig wat nachtvlinders te vinden. En een deel van die nachtvlinders hebben hun vliegtijd vooral in het najaar. Wil je de bruine herfstuil zien, dan is oktober daarvoor de beste kans. Er vliegen nu nog een kleine veertig soorten. In de zomermaanden is het soortenpalet veel rijker gevuld. De nachtvlinderverwachting van www.vlindernet.nl geeft aan dat in juli zo een 150 soorten in Almere zijn te verwachten. Het gaat nu dus ook niet zozeer om de aantallen, maar om de typische herfstvlinders.

Het lijkt een domme strategie om te bloeien als het aantal insecten flink is afgenomen, maar daar kan je ook anders naar kijken. Een nachtvlinder die in de zomer van bloem naar bloem vliegt, kan stuifmeel van de ene plantensoort naar de andere brengen. Maar dat levert geen bevruchting en dus ook geen zaad op. In het najaar met weinig andere bloeiende soorten heeft de klimop wel een monopolie op de bestuivers. De kans dat een bruine herfstuil het klimopstuifmeel bij een andere plantensoort aflevert is maar heel klein.

Ook overdag is het genieten bij een bloeiende klimop. De geur is minder aanwezig, maar het aantal bestuivers is best aan de maat. Zweefvliegen als de blinde bij, gewone wespen en zelfs de zeldzame klimopbij zijn dan volop rond de klimop te vinden. En als laatste, ook spinnen hebben een voorliefde voor de lokkende klimop, getuige de vele spinnenwebben. Die hebben weer geleerd dat het goed vliegenvangen is bij de geurende klimop.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Ligusterpijlstaart

CAM05627Het is tien uur ’s avonds. De zon gaat onder en het wordt schemerig. In de tuin is het goed toeven, zwoel en weinig wind. De eerste kleine nachtvlindertjes schieten van bloem naar bloem in onze vlindertuin. Een paardenbloemspanner, brandnetelbladroller, heggebladroller… Signalen om de nachtvlinder-lampval van zolder te halen!

Het klinkt paradoxaal, nachtvlinders lokken met licht. Maar iedereen die wel eens bij een buitenlamp heeft gekeken, weet dat kunstlicht voor veel nachtvlinders onweerstaanbaar is. Dat komt doordat veel nachtvlinders zich oriënteren op hemellichamen. Met de maan in één bepaalde hoek van je blikveld kan je door de grote afstand mooi rechte lijnen vliegen. Maar als het licht ineens heel dichtbij is, raken de vlinders in verwarring. Nog steeds met de lichtbron in één hoek van het blikveld, gaan ze rondjes vliegen. Omdat de dieren ook wel merken dat het niet klopt, wordt de vlucht grilliger.

De lampval maakt gebruik van die verwarring. Een heldere lamp lokt en onder die lamp is een opvangbak voor de dieren. Door in die bak eierdozen te leggen, kunnen ze wegkruipen en komen ze weer tot rust. Het is een ideale manier om de verscheidenheid van nachtvlinders van een gebied in kaart te brengen. Voorheen werden vlinders vaak gedood en opgeprikt voor verzamelingen. Een moderne vlinderaar laat ze in de ochtend gewoon weer vliegen.

Soms duikt er een joekel van een nachtvlinder op. Gisteren was het ook weer raak. Een grote Ligusterpijlstaart zit in de val rustig op zijn vrijlating te wachten. Met een spanwijdte van 12 centimeter behoort het tot één van onze grootste vlindersoorten. Ook de groene rups mag er wezen, die wordt wel 10 centimeter lang. Als ik de val openschuif, schieten al direct wat schietmotten en kleine nachtvlindertjes weg. Een aantal kan ik even in een bewaarpotje doen voor nadere determinatie.

De pijlstaart lijkt niet zo gestrest. Door voorzichtig mijn wijsvinger onder zijn kop te steken, loopt zij vanzelf mijn hand op. Na enige minuten vindt ze het wel welletjes. De vleugels gaan trillen ten teken dat ze zich klaarmaakt voor “take-of”. Snel zet ik haar op de liguster. Kennelijk vindt ze dat zelf ook een betere stek. Ze kruipt rustig de struik in. Na een half uurtje zie ik zelfs dat ze enkele groene eitjes heeft gelegd. Over een paar weken dus uitkijken naar die rupsen!

Ton Eggenhuizen


1 reactie

Almeerse kamelen en beren

20150723074632Het is 21 juli, de zonsondergang is drie minuten voor tien. Plaats van handeling: ecologische verbindingszone de Vaart. Doel, het toevoegen van bijzondere diersoorten aan de Almeerse biodiversiteitslijst. We gaan namelijk op zoek naar kamelen en beren! We hebben daarvoor twee vallen opgesteld: witte lakens die beschenen worden door een helder en fel licht. Het klinkt paradoxaal, maar het fel verlichte witte laken werkt als een magneet op nachtactieve insecten. De kameel en de beer die we zoeken zijn geen zoogdieren maar nachtvlinders.20150723074641

Van de 10.000 Europese nachtvlindersoorten komen er 2.400 in Nederland voor. Daarvan behoren er ruwweg 1500 tot de kleine soorten (“micro’s”) en 900 tot de “macro’s”. Deze grote soortenrijkdom is ideaal om een beeld te krijgen van de biodiversiteit in een gebied. Veel soorten zijn namelijk monofaag; de rupsen leven maar op één bepaalde plantensoort. Door de vlinders te inventariseren, inventariseer je ook de plantenwereld.

Binnen enkele seconden zitten er al enkele vliegen en muggen in het licht, maar de vlinders laten wat langer op zich wachten. Volgens de nachtvlinderverwachting (www.vlindernet.nl/nachtvlinderverwachting.php) kunnen we 200 verschillende soorten “macro’s” treffen! Hoeveel micro’s er op het laken kunnen komen, is helemaal een verrassing. De plek is goed, de tijd van het jaar is goed en het weer is uitstekend.20150723074747

Als het echt donker is, beginnen de nachtvlinders te vliegen. En de plek blijkt inderdaad top! Met dat er steeds meer vlinders komen, verbazen we ons ook keer op keer over de namen. Soms verwijzen deze naar de rupsen, want ook nachtvlinders beginnen hun leven als rups. En daar zitten rare gasten tussen! Zo is er een rups met twee bulten (kameeltje) en ook zeer harige rupsen (beren, bont schaapje). Dus ook de vlinder van deze soorten wordt aangeduid met deze rupsennaam. Er is zelfs een vlinder die rups wordt genoemd: de wilgenhoutrups. Andere vlinders worden vernoemd naar de tekening op de vleugels, of naar het gedrag. Maar er blijven vlindernamen die moeilijk te verklaren zijn. Wat te denken van de rietvink? Ok, hij zit vaak in rietlanden, maar waarom vink? Ook huismoeder en lieveling zijn niet echt voor de hand liggende namen.

Het wordt steeds drukker bij het laken en het wordt echt spectaculair als de grote jongens arriveren. Diverse rietvinken vliegen als kamikazepiloten rond, een enkele vliervlinder weet het licht te vinden en uiteindelijk – daar is hij dan! – ook het groot avondrood. Een prachtige rood-roze pijlstaartvlinder. Met zoveel soorten is het lastig stoppen. We weten dat met ieder kwartiertje extra vangen, het aantal soorten zal toenemen. We weten ook dat morgenvroeg weer de wekker gaat. De stekker gaat er – met tegenzin – om 01:00 uit. Voordat alles is ingepakt en we thuis in bed kunnen kruipen, zijn we ook weer een uur verder.

Het is 22 juli, tijd om de balans op te maken. Nachtvlindersoorten: 52 waarvan 38 macro’s. En inderdaad, kameeltje, kleine beer, plat beertje en glad beertje komen in de verbindingszone voor.

Ton Eggenhuizen


3 reacties

Goudmijntje in Almere

20150609022923Het zijn in de plantenwereld de dagen van overvloed, alles loopt uit aangejaagd door toenemende temperatuur en langere dagen. Als de zomer straks op zijn hoogtepunt is, is de natuur al op zijn retour. Temperaturen nemen nog verder toe en droogte ligt op de loer. Zo ver is het nu echter nog niet. Nu is alles fris en groen en de natuur toont zich in haar opperste weelde.

Dat valt ook een heel leger aan bladvretertjes op. Die bladvretertjes zijn in te delen in soorten die de boel van buitenaf kaalvreten en soorten die het wat subtieler van binnenuit doen. Deze subtiele knagers vormen blaasjes en gangen onder het oppervlak van het dunne blad. Deze gangen en blazen worden mijnen genoemd en de veroorzakers heten bladmineerders. Ze vreten zich een weg door het meest voedselrijke deel van het blad, tussen de vaak taaiere opperhuid aan de boven- en onderzijde.

De groep van bladmineerders is een indeling op basis van het vraatpatroon, niet op basis van de biologische taxonomie. Zo zijn er wespen en vliegen (en soms kevers) waarvan de larven als bladmineerders optreden, maar ook (micro-)nachtvlinders. Een stelregel (met uitzonderingen) is dat de nachtvlinders vooral op struiken en bomen mineren en de wespen en vliegen vooral op kruidachtige planten. De mineerders zijn op naam te brengen op grond van de vorm van de mijn en larve enerzijds en de plantensoort waar zij inzitten anderzijds.

Er is een sterke relatie tussen plantensoorten en mineersoorten hoewel sommige mineerders ook op meerdere plantsoorten worden aangetroffen. Deze sterke relatie wordt aangejaagd door een chemische oorlogsvoering. De plant probeert de aanval te pareren door gifstoffen aan te maken. De aanvaller past zich aan door resistentie tegen de gifstof te ontwikkelen. De plant gaat vervolgens weer nieuwe stofjes aanmaken, waartegen de aanvaller zich ook weer weet te verweren. Soms voert deze wapenwedloop zo ver dat een plantensoort nog maar één enkele belager heeft.

Het zijn vaak de slechtere exemplaren van een plant, of de zwakkere onderdelen, die vatbaar zijn voor mineerders. Mijntjes zijn vaker aan te treffen op de onderste bladeren van een kruid, terwijl op bomen deze mijnen vooral op de niet door zon beschenen bladeren voorkomt. Planten en bomen die qua bodem, vocht of zonlicht niet op een optimale plek staan, worden ook vaak door mineerders bezocht. Dat is ook vaak in de tuin te zien. Tenminste, die tuintjes die nog wel enigszins groen zijn.

Ton Eggenhuizen


Een reactie plaatsen

Er zitten twee motten…..

CAM00145Ondanks de doorgaans nachtelijke leefwijze staan motten vaak in een kwaad daglicht. Het onberekenbaar gefladder in het donker helpt deze groep insecten ook niet aan een positieve PR. Dagvlinders hebben het wat dat betreft veel makkelijker.

Het is jammer dat nachtvlinders zo verguist worden, want er zitten soorten tussen die qua uiterlijk de dagvlinders makkelijk naar de kroon kunnen steken. Bekijk bijvoorbeeld de kleine groenbandspanner. Prachtig mooi zacht groen met bruine bandjes. Het is een algemene soort, ook in Almere. Hij komt voor op graslanden, in wegbermen en in open bossen. De rupsen leven op walstro. De vlinder kent per jaar twee generaties, met pieken in mei en in augustus.

De kleine groenbandspanner is een lid van de familie der spanners waarvan ongeveer 300 soorten in Nederland voorkomen. De spanners maken vervolgens weer onderdeel uit van de nachtvlinders met in totaal 2400 Nederlandse soorten. In Almere kunnen met gemak enkele honderden soorten worden gevonden. Je zou denken dat de nachtelijke leefwijze het lastig maakt deze vlinders goed te kunnen zien, maar twee schijnbare paradoxen zorgen ervoor dat dat wel meevalt.

Een aantal soorten is juist overdag actief, de zogenaamde “dag-actieve nachtvlinders”. Andere soorten komen op kunstmatige lichtbronnen af. Je zou dat juist niet van nachtdieren verwachten en voor nachtvlinders is het zelfs gevaarlijk. Een kaarsvlam is direct dodelijk, en ook buitenlampen vormen een groot gevaar. Vleermuizen hebben geleerd dat het daar makkelijk foerageren is. De aantrekkingskracht van lampen valt pas te begrijpen als je bedenkt dat in de natuur deze lichtbronnen afwezig zijn. Ze houden de lamp kennelijk voor wat anders!

In de natuur zijn de maan en de sterren het enige licht in de duisternis. Door de grote afstand zijn de hemellichamen prima bakens om op te navigeren. Maar als het baken ineens op enkele centimeters afstand komt te liggen, raken de vlinders in de war en blijven rond de lamp fladderen. Nachtvlinderonderzoekers gebruiken dit vervolgens weer door af en toe met een sterke lamp de vlinders te lokken. Op die wijze wordt duidelijk welke soorten er in een gebied leven.

Het is overigens niet altijd pais en vree met de motten. Er zijn soorten die flinke schade kunnen toebrengen. Naast de kleermot, zijn er ook tal van soorten waarvan de rupsen aardig kunnen huishouden in onze bossen. Daarbij wordt het de diertjes wel erg makkelijk gemaakt door percelen aan te planten met slechts één boomsoort. Juist dan kan plaagvorming de kop opsteken. Ook hier geldt weer dat het nastreven van een gezonde biodiversiteit de enige duurzame remedie tegen plaagvorming, schade en overlast is.

Ton Eggenhuizen