Er is flink gewerkt in het Pampushout. Op de terugweg van een buizerdnestcontrole loop ik langs een stevig uitgedund perceel populier. De paden zijn gelukkig weer geëgaliseerd maar in het perceel zelf zijn nog de diepe sporen van de trekkers te zien. Nu het perceel weer open is, staan akkerdistel, brandnetel en harig wilgenroosje weer flink te bloeien.
Maar niet alleen de distel en het wilgenroosje trekken mijn aandacht. Mijn oog valt ook op enkele grote graspollen. Het is de bloeiwijze die mij wat vreemd voorkomt. De ijle dravik is in Almere een algemene grassoort. Maar dit is echt wat anders. De opbouw van de pluim, de vorm van de aartjes: reden genoeg om een stukje mee te nemen voor nadere determinatie.
Thuis gekomen en met de Flora van Nederland op schoot ben ik er snel uit. Mijn eerste ingeving blijkt juist. Het is de gekielde dravik. Het betreft zowaar de eerste vondst (in waarneming.nl) voor Flevoland. Deze dravik is in Europa een adventief: een door de mens onopzettelijk uit een andere streek of land ingevoerde soort. Van oorsprong komt de gekielde dravik uit Noord-Amerika. De eerste vondst in Nederland was in 1945 bij Wageningen. Dikke kans dat het zaad mee gekomen is in het bandenprofiel van de een of ander legervoertuig. Daarom wordt de gekielde dravik een oorlogsadventief genoemd.
Het is aannemelijk om te veronderstellen dat ook de gekielde dravik in Almere een adventief is. Boswerkzaamheden worden tegenwoordig door aannemers uitgevoerd en die zijn ook buiten Almere actief. Het zaad zal vast meegekomen zijn in het bandenprofiel van een trekker. Geen oorlogsadventief maar een houtkappersadventief.
Ton Eggenhuizen