De ganzen in de Oostvaardersplassen hebben jongen, dat valt haast niet te negeren. Overal in en rond het gebied zijn de ganzenfamilies te zien. Het aantal jongen per groepje lijkt echter in veel gevallen te groot voor het begeleidend paartje en het zijn dus lang niet allemaal de eigen jongen. Andere paren lijken hun jongen in een crèche te hebben ondergebracht. Een van de boswachters vraag-twitterde of dit gedrag ook een voordeel heeft voor de “crèche-ouders”. Ik schreef hier toevallig al eens eerder een blog over, dus retweette het bericht met verwijzing naar dat verhaaltje. Toen ik de blog zelf nog even overlas, rees bij mij de vervolgvraag of hier bewuste keuzes worden gemaakt of dat het simpelweg gebeurt.
Ik kan me moeilijk voorstellen dat de keus bewust door de jongen wordt gemaakt. Zodra ze uit het ei kruipen, hechten ze zich aan het eerst bewegende object wat ze zien (imprinting). In de regel is dat dus een oudervogel. Nu lijkt de ene grauwe gans sprekend op de andere. Als de families met hun kleine kuikens in grote groepen samen komen, is het voorstelbaar dat de jonkies makkelijk de ene ouder voor de ander inwisselen.
In de eerdere blog heb ik aangegeven dat het voordeel voor de snel kinderloos geworden ouder evident is. Iemand anders neemt de zorgen over en zelf kan je al je tijd steken in verzorgen van de veren en de maag. Maar is het een bewuste keuze om de kinderen “in de crèche te dumpen”? Ik kan het me ook niet voorstellen. Je hoeft maar één keer een boze grauwe gans te zien die jonkies tegen een roofdier verdedigt om te realiseren dat een vogel niet eenvoudig dit gedrag kan afschudden. Ook lijkt er voor de crèche-ouder voordeel te behalen. De kans dat bij een aanval van een roofdier nu net jouw nageslacht gegrepen wordt, is kleiner als de familie is uitgebreid met weeskinderen. Maar ook dat kan nauwelijks een bewuste keuze zijn. Het is immers een fors grotere toer om twee keer zo veel jongen te moeten verdedigen. Het lijkt me dus dat nergens bewuste keuzes worden gemaakt en dat het simpelweg de dieren overkomt. En zolang de populatie er wel bij vaart, kan het blijven bestaan.
Of zijn het nobele onbaatzuchtige overwegingen van de crèche-ouders, iets wat in de biologie ook wel altruïsme wordt genoemd? Onbaatzuchtigheid klinkt mooi. Maar is het werkelijk onbaatzuchtig? Er is aardig wat onderzoek waaruit blijkt dat altruïsme vooral plaats vindt bij nauw verwante individuen. Er zijn geen aanwijzingen dat de donor-ganzenouders onderling verwant zijn aan de crèche-ouders. Onbaatzuchtig opkomen voor niet verwante soortgenoten is zeldzaam. Altruïsme is dan ook niet veel meer als egoïstisch opkomen voor de genen waaraan jezelf het meest verwant bent. Op de keper beschouwd bestaat al het leven op aarde dus uit niets meer dan uit egoïstische strengen DNA.
Ton Eggenhuizen