Ik zit op zolder te werken als ik ineens gezoem hoor, insectengezoem. De kachel staat even aan en heeft een overwinteraar gewekt. Een potje heb ik altijd wel onder handbereik, dus potje over het beestje dat voor het raam dartelt. Het blijkt een gewone wesp te zijn. Kennelijk heeft die in de herfst een droog overwinteringsplekje gevonden op onze zolder.
Van de 150 Almeerse wespensoorten is het aantal stekende soorten op de vingers van één hand te tellen. De stekers zijn de zogenaamde sociale wespen. Soorten die grote volkeren stichten, volkeren die het verdedigen waard zijn. Van deze wespen overwinteren doorgaans alleen de bevruchte koninginnen die in het voorjaar elk een nieuwe kolonie stichten. Als ik het beestje van dichtbij bekijk, zie ik dat het furieus een scherp naaldje uit haar achterlijf steekt. Ze is ook niet zo groot, het is een overwinterende werkster.
Dit is pure overlevingsdrang. Haar rol voor de wespenstand is uitgespeeld. Afgelopen zomer hielp ze met haar zusters met het bouwen en verdedigen van het nest, verzamelen van voedsel en verzorgen van de larfjes. De jonge koninginnen hebben zich laten bevruchten door de mannetjes en de kolonie is uit elkaar gevallen. Veel werksters poogden vervolgens op limonade en andere zoetigheid het sterven te rekken. Een enkeling weet dat dus kennelijk te rekken tot in de winter. Als ze de winter weet door te komen, staat ze er alleen voor.
Ik heb een groot hart voor de natuur, maar ook daar zijn grenzen aan. En een wesp is immers geen huisdier. Vanuit het besef dat wespen ook een rol in de natuur hebben, loop ik vervolgens de tuin in en laat de wesp weer los. Eigenlijk een kansloze missie. Het is te koud om een nieuw plekje te vinden. Ik zie haar wegkruipen in een bladhoop. Wellicht vindt onze tuinegel haar daar en heeft er een smakelijk klein hapje aan.
Ton Eggenhuizen