
Foto: Rob Zweers
“Sjewiet—sjewiet–sjewietewietewiet!” een luid en explosief vogelliedje komt uit een jonge bosaanplant. Ik ben eigenlijk op zoek naar roofvogelnesten in het Pampushout, maar registreer natuurlijk allerlei andere vogels. Het luide liedje is van de Cetti’s zanger; gelijk voer ik de waarneming in op http://www.waarneming.nl. Niet omdat het een heel zeldzame vogel is, het biotoop is wel ietwat onverwacht.
Het is nog niet eens lang geleden dat deze zangvogel een uitgesproken zeldzaamheid was. In 1968 werd deze soort voor het eerst in Nederland gezien, vrij snel volgde de eerste voor Flevoland (1970, Almere). Tot de strenge winter in 1978-1979 werden jaarlijks enkele tientallen vogels waargenomen, maar de langdurige vorst vaagde deze beginnende populatie weg. Het duurde tot de eeuwwisseling eer er weer grotere aantallen in onze streken werden opgemerkt. Sindsdien gaat het crescendo met de Cetti’s zanger. Inmiddels wordt de populatie door SOVON op zo’n 4000 vogels geschat (en volgens mij is dat een grove onderschatting).
Rietvelden gelardeerd met ruigten, wilgen en open water zijn het voorkeursbiotoop. In de Lepelaarplassen en het Kromslootpark is de soort dan ook niet te missen. Je krijgt hem niet makkelijk te zien, maar de explosieve zangstrofe maakt dat in één klap goed. Het lijkt er sterk op dat die voorkeursgebieden vol raken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de Cetti’s zanger nu ook op allerlei onverwachte plekken opduiken. Die vogel die zo luid in het Pampushout zat te zingen, was vooral opmerkelijk vanwege het biotoop. OK, er stond tussen de boompjes best wel wat riet, maar daar houdt de vergelijking ook wel mee op. En zo duikt de soort op steeds meer plekken in de stad op: Klein-Brant Sportpark, Beatrixpark, Meridiaanpark.
Van rietland-vogel naar parkvogel en stadsvogel in amper twintig jaar tijd, want heeft deze stormachtige ontwikkeling veroorzaakt? In tegenstelling tot andere insectenetende rietvogels als kleine karekiet en bosrietzanger, is de cetti’s zanger geen trekvogel. Kleine karren en bosrietzangers overwinteren in Afrika, Cetti’s zangers blijven hier. Dat kan in milde winters goed uitpakken. Het voormalige broedgebied was in zuidelijk Europa gelegen, de klimaatveranderingen gaven de zangvogel het zetje om het broedgebied naar het noorden uit te breiden. Dit succesvol inspelen op de kansen die klimaatverandering bieden, is echter niet ieder vogeltje gegeven. Zo raken we bijvoorbeeld de spotvogel kwijt, maar weet de zuidelijke tegenhanger, de orpheusspotvogel het gat niet op te vullen. Bij veel soorten die reageren op de klimaatveranderingen verloopt bovendien de noordwaartse expansie minder snel dan het verlies van geschikt biotoop aan de zuidgrens.
Ton Eggenhuizen