Wat een mooie tuinplant lijkt, kan uitgroeien tot een plaag. Het bekendste Almeerse voorbeeld is de Kaukasus- of Reuzenberenklauw. Ooit als decoratieve plant geïntroduceerd, overwoekert deze plant nu veel gebieden.
De Reuzenberenklauw is een schoolvoorbeeld van een soort die buiten zijn normale verspreidingsgebied niet de belemmeringen tegenkomt die de soort “thuis” wel ontmoet. Plant- en diersoorten zijn namelijk altijd is gevecht met andere soorten. Het is dit gevecht dat er voor zorgt dat in natuurlijke situaties een enkele soort nooit de overhand zal krijgen. Dit gevecht wordt op vele vlakken gevoerd. Eén daarvan is de chemische wedloop. Een plant probeert vraat tegen te gaan door stoffen aan te maken waar een insect niet tegen kan. Het insect past zich aan door tolerantie te ontwikkelen tegen de aangemaakte stof, waarna de plant het stofje zal moeten aanpassen om de tolerantie weer te omzeilen. Ook planten doen dit onderling maar dan via de wortels.
Tijdens enkele bezoeken aan Georgië heb ik de berenklauw meermalen in zijn natuurlijke Kaukasische omgeving gezien (zie foto). Nooit zag ik meer dan tien planten bij elkaar staan. Dat doet vermoeden dat hier inderdaad deze mechanismen spelen. Het lijkt simpel om dan op zoek te gaan naar “dat ene insectje” dat de reuzenberenklauw eronder kan houden en die dan in het Kromslootpark los te laten. De kans dat dat zinloos is, of juist weer andere problemen oplevert, is echter groter dan de kans dat het middel helpt. Misschien is het wachten op een inheemse soort die in de “strijd om het bestaan” de Reuzenberenklauw weer weet terug te dringen.