Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


2 reacties

Luisvlieg

De eerste twee weken van juni is het roofvogelringtijd. Deze avond doen we de laatste nesten. We staan aan een laan midden in de polder dus veel last van muggen hebben we hier niet. Toch word ik belaagd door insecten. Eentje kruipt in mijn haar en met een snelle beweging heb ik hem te pakken. Ja hoor, het is een luisvlieg. Zoiets dacht ik al.

Vogelonderzoekers zijn vrijwel allemaal bekend met deze vlieg. Als ze een vogel vangen voor ringonderzoek, komt er vaak wel eentje onder de veertjes vandaan, kennelijk om te bezien wat er met zijn gastheer aan de hand is. Soms pogen ze dan de overstap te maken en duiken in het haar of de kleren van de onderzoeker. Omdat een mensenhuid veel dikker is dan een vogelhuid kan het insect verder weinig uitrichten en zal snel weer een overstap willen wagen. Er is een verhaal van een vogelringer die bij thuiskomst ongemerkt de vlieg liet overspringen op zijn huisgenoot. Die middag ging de huisgenoot naar een feestje en daar bleek de vlieg ook diverse feestgangers met een bezoek te vereren. De huisgenoot had snel door wat er aan de hand was, maar heeft de overige feestgangers maar niet verteld wat voor beestje het was.

De luisvlieg lijkt wel een platgeslagen vorm van de kamervlieg. Breed op de poten, een plat lijf en brede aanliggende vleugels, hij is makkelijk vijf keer zo breed als hoog. Deze bouw maakt hem prima in staat om tussen de vogelveren of zoogdierharen weg te kruipen. In Nederland komen ongeveer tien verschillende soorten voor, een deel is gespecialiseerd op vogels en een deel op zoogdieren zoals schapen, herten en paarden. Het exemplaar dat ik nu weet te vangen geef ik voorlopig de naam Ornithomya avicularia om de simpele reden dat dit de meest algemene soort is.

Het zijn hardnekkige diertjes. Eenmaal in je haar, of erger nog je mouw, en je hebt minuten werk aan het wegvangen van het kruipsel. Gelukkig ben ik net bij de kapper geweest en heb ik er nu niet veel moeite mee. Maar nu ik hem tussen mijn vingers heb, kom ik voor de keuze wat ermee te doen. Terugstoppen bij de vogel is wellicht het meest effectief. Maar ja, het zijn stekende insecten en wellicht is het buizerdjong blij dat hij ervan af is. Als ik hem echter loslaat, vliegt hij weer naar de vogel of mijn mouw in. Dat schiet niet op en indachtig het feit dat het ook een van de schaarse soorten kan zijn besluit ik hem maar te verzamelen. Ik heb altijd een vliegenpotje onder handbereik en daar belandt het insect dan ook vrij rap in. Op deze wijze kan het beestje nog een bijdrage leveren aan de wetenschap.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


2 reacties

Buizerd op de wormen

Bij roofvogels denken we al snel aan snelheid, kracht en edele stoerheid. Maar dat beeld is wel een romantische versie van de werkelijkheid. Een roofvogel zal altijd kiezen voor de makkelijke optie en laat zich daarbij niets gelegen liggen aan het beeld dat wij van hem hebben.

De meest algemene roofvogel in Nederland is de buizerd met ongeveer 10.000 broedpaar (in Almere 50-75 paar). Ook in de winter is de soort algemeen. Een rondje door de polder levert al snel tientallen buizerds op. Zittend op een paaltje, of in een bosrand speurt hij de omgeving af. Het is geen actieve jager, hij laat liever het voer naar zich toe lopen. Heeft hij eenmaal een muis in het oog, dan gaat hij actiever zitten, knikt een paar keer om de afstand goed te peilen, en laat zich vervolgens op de prooi vallen. Dit ziet er allemaal relaxed uit, maar het kan nog luier.

Buizerds zijn ook gekende aaseters, dat is niet alleen voorbehouden aan gieren. Het eten van aas is ook de reden dat hij vaak langs snelwegen wordt gezien. Een verkeersslachtoffer is voor een buizerd fast-food. Dat gaat ook op in de broedtijd. Uit mijn onderzoek naar broedende Almeerse buizerds komt naar voren dat vogels die dicht bij snelwegen broeden, een ander dieet aan hun jongen voeren dan de paartjes verder van de weg af. Het gaat daarbij om soorten die door een buizerd zelf niet (of niet vaak) gevangen worden (volwassen hazen, postduiven, ree).

Als het nog niet hard wintert en de grond is redelijk vochtig, dan dient nog een andere makkelijke prooi zich aan: de regenworm. Voor veel mensen is dat niet verenigbaar met ons beeld van een roofvogel, maar voor buizerds is het een makkelijke prooi en een belangrijk positief bijeffect.

Afgelopen weekend heb ik de vogels weer eens goed kunnen bekijken. Een volwassen vrouwtje zit op de nok van een kas in Almere-buitenvaart. Ze warmt zich aan de zonnestralen en poetst af en toe loom haar veren. Na enige tijd zeilt ze af naar de berm en pikt een regenworm uit het gras. Ze doet een paar passen, en weer een worm. In de twee minuten pikt ze 25 wormen op. Ze vliegt weer terug naar de kas en gaat uitbuiken.

Wormen zijn een makkelijke prooi. Ze bewegen niet snel; het enige wat nodig is, is een scherp oog. Het belangrijke positieve bijeffect is dat er niet snel gevochten zal worden over een worm. En dat klopt, even verderop zit nog een buizerd hetzelfde te doen. Voor een grotere prooi kan het lonen om het conflict aan te gaan. Voor een worm doen ze dat niet. In de tussentijd dat ze om een worm zouden vechten, kunnen ze immers zelf al een veelvoud van die te betwisten worm gevonden hebben. Enige jaren geleden zag ik zelfs een twintigtal buizerds in één akker. Een boer had net de gierkar geleegd. Als kippen liepen de buizerds de wormen op te pikken, zonder enige animositeit. Gewapende vrede.

Een onderzoek dat ik heb uitgevoerd in samenwerking met Kees Breek is te vinden bij Werkgroep Roofvogels Nederland

Ton Eggenhuizen


Een reactie plaatsen

Buizerd eenoog

niet doenDe positie van de ogen in een vogelkop kunnen sterk zijwaarts gericht zijn of juist voorwaarts. De vogels met zijwaarts gerichte ogen kunnen, zonder te bewegen, vrijwel 360 graden rond kijken. Een mooi voorbeeld is de houtsnip. Voor het ontdekken van een naderend roofdier is dat handig, maar je levert er wel wat voor in. Dergelijke vogels zien naar weinig diepte, omdat daarvoor het blikveld van beide ogen moet overlappen. Uilen zijn juist meesters in het diepte-zien. De ogen zijn recht naar voren gericht. Roofvogels komen daar aardig bij in de buurt. Ze hebben een grote overlap en kunnen daardoor de afstand naar een prooi goed inschatten.

Tijdens een langlopend vogelringonderzoek naar overwinterende buizerds in Flevoland zijn op een totaal van bijna 900 vogels, twee buizerds gevangen die één oog waren kwijt geraakt. Wat betekent het verlies van één oog voor de overlevingskansen van dergelijke vogels?

Op 18 december 1999 werd een anderhalf jaar oude buizerd gevangen die het linker oog miste. Het geheel was volledig ingedroogd, waardoor geoordeeld werd dat het letsel al enige tijd geleden was gebeurt. De vogel was fit en in een goede conditie. De vogel woog 763 gram (krop leeg) bij een vleugellengte van 378 millimeter. De korte vleugel wijst op een mannetje en het bijpassend gewicht is normaal voor een mannetje in de winter.

Op 15 februari 2013 werd wederom een éénogige buizerd gevangen, ditmaal minimaal twee en een half jaar oud. Ook deze miste het linker oog en leek het letsel al geruime tijd daarvoor opgelopen. De vleugellengte was 409 mm en het gewicht 870 gram. Ditmaal dus een vrouwtje met normaal gewicht. Na loslaten vloog ze naar de nabijgelegen laan met essenbomen en landde zonder enige problemen op een tak. Het missen van het oog leek zowel bij de vangstpoging als later bij het landen op een tak geen enkel beletsel te zijn.

Op een totaal van bijna 900 gevangen buizerds in Flevoland kan het aantal van slechts twee visueel gehandicapte vogels gerust als een zeldzaamheid worden beschouwd. De conditie werd in beide gevallen als voldoende beoordeeld. De vogels hadden kennelijk leren leven met de handicap.

Handicaps bij wilde roofvogels zijn een schaars fenomeen. Verwacht kan worden dat een flink deel van de verwonde vogels dit uiteindelijk met de dood zal bekopen. Het verlies van de helft van het gezichtsvermogen lijkt een zware beproeving voor een vogel die voor het voedselzoeken beide ogen gebruikt. Kennelijk zijn er ook andere technieken om afstand goed in te schatten. Een zittende buizerd zal doorgaans een aantal malen kort neerwaarts knikken en de kop zijwaarts bewegen om de prooi (vangbaarheid, afstand) nog beter te bepalen. Ook deze kopbewegingen leveren informatie op aan een éénoog, waardoor het verlies kennelijk niet direct een probleem hoeft op te leveren.

De natuur is veerkrachtiger dan je zo op het eerste oog zou inschatten.


Een reactie plaatsen

Zo is de natuur

Flevoland – en zeker ook de bossen van Almere – is een waar roofvogelwalhalla. De grote aantallen kiekendieven, buizerds en valken die in de winter langs de wegen zitten, zijn bij menigeen bekend.

Uit tellingen blijkt echter dat deze aantallen aan het afnemen zijn. Deels komt dit door ons eigen ruimtebeslag en voor een ander deel door veranderde landbouwpraktijk. Een kwart eeuw geleden was er veel ontginningslandbouw en stond de productie nog niet op de eerste plaats. Terugkijkend kunnen we stellen dat de roofvogels, zoals veel meer diersoorten, hebben geprofiteerd van de tijdelijke rijke dis die ze onbedoeld werd aangeboden.

Aan de andere kant zien we ook dat nog steeds nieuwe diersoorten zich vestigen. Het is zeker niet alleen maar achteruitgang. Een van die nieuwkomers in Almere is de boommarter. Dit roofdier heeft een lengte van een halve meter en is in Nederland schaars met niet meer dan 500 volwassen dieren. Sinds het begin van deze eeuw heeft hij Flevoland ontdekt, eerst de Noordoostpolder en later de bossen rond Dronten en Lelystad.

Sinds kort weten we dat de boommarter ook in de Almeerse bossen voorkomt. Er zijn maar weinig directe waarnemingen, maar we komen wel vaker sporen tegen. Begin juni worden de roofvogelnesten op bewoning gecontroleerd (aanwezige jongen worden dan geringd). Bij die controles vonden we al diverse keren kapotgebeten eieren. Niet zelden heeft de “dader” de plek gemarkeerd met zijn excrement.

Voor een roofvogelonderzoeker is deze ontwikkeling jammerlijk, voor de zoogdierliefhebber is het juist fantastisch. En de roofvogelonderzoeker die ook van zoogdieren houdt? Die haalt de schouders op en denkt: “Zo is de natuur”.