Het is een warme broeierige zomermiddag. De mieren onder het tuinterras zijn onrustig. Naast de krioelende kleine zwarte miertjes komen ineens ook grote dikke gevleugelde mieren tevoorschijn. Het zijn mannetjesmieren die op bruidsvlucht gaan. Ook maagdelijke koninginnen verlaten de nesten in de hoop bevrucht te worden. Het is een heel spektakel dat weldra een luchtschouwspel wordt. De dikke eiwitbommetjes zijn immers zeer in trek bij meeuwen, spreeuwen en zwaluwen.
De lucht vult zich al snel met dwarrelende vogels. Kokmeeuwen, boerenzwaluwen, de laatste gierzwaluwen en zelfs enkele spreeuwen vullen het luchtruim boven de tuin. Pal naast het tumultueuze mierennest dek ik de tafel zodat we er weinig van hoeven te missen. In de tuin zelf is het fenomeen eigenlijk al snel voorbij. Af en toe hoor je klachten over vliegende mieren (vies!) maar echt last hebben wij er niet van. We scheppen de borden op in de wetenschap dat de mieren geen aandacht aan ons zullen schenken.
Naast mijn placemat landt ineens een zwart insect die wat onbeholpen rondkruipt en de vleugels poetst. Ik tel vier vleugels waardoor het geen vlieg of mug kan zijn. Die hebben immers maar één paar vleugels. Het is één van de laatste mierenmannen die het nest heeft verlaten. Ik leg mijn bestek neer en pak mijn mobiel. Ik blijk echter niet de enige met belangstelling voor de mier. Uit de kiertjes van de tuintafel schieten achtpoten en zes ogen tevoorschijn die de mier vakkundig bij de lurven grijpt. Het is kennelijk niet alleen een hapje voor de vogels.
De poten en ogen behoren toe aan de muurzesoog, een spin die ook wel beierse muurspin wordt genoemd. Zesogen bouwen tunneltjes waar ze zich in schuil houden. Vanuit het tunneltje lopen struikeldraden die de spin attenderen op bewegend voedsel. Ongetwijfeld is onze mierenman over zo een draad gestruikeld waarna de muurzesoog zijn voedselpakketje kwam ophalen. Een moordpartij naast de placemat.
Ton Eggenhuizen