Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Acht poten, zes ogen en vier vleugels.

Het is een warme broeierige zomermiddag. De mieren onder het tuinterras zijn onrustig. Naast de krioelende kleine zwarte miertjes komen ineens ook grote dikke gevleugelde mieren tevoorschijn. Het zijn mannetjesmieren die op bruidsvlucht gaan. Ook maagdelijke koninginnen verlaten de nesten in de hoop bevrucht te worden. Het is een heel spektakel dat weldra een luchtschouwspel wordt. De dikke eiwitbommetjes zijn immers zeer in trek bij meeuwen, spreeuwen en zwaluwen.

De lucht vult zich al snel met dwarrelende vogels. Kokmeeuwen, boerenzwaluwen, de laatste gierzwaluwen en zelfs enkele spreeuwen vullen het luchtruim boven de tuin. Pal naast het tumultueuze mierennest dek ik de tafel zodat we er weinig van hoeven te missen. In de tuin zelf is het fenomeen eigenlijk al snel voorbij. Af en toe hoor je klachten over vliegende mieren (vies!) maar echt last hebben wij er niet van. We scheppen de borden op in de wetenschap dat de mieren geen aandacht aan ons zullen schenken.

Naast mijn placemat landt ineens een zwart insect die wat onbeholpen rondkruipt en de vleugels poetst. Ik tel vier vleugels waardoor het geen vlieg of mug kan zijn. Die hebben immers maar één paar vleugels. Het is één van de laatste mierenmannen die het nest heeft verlaten. Ik leg mijn bestek neer en pak mijn mobiel. Ik blijk echter niet de enige met belangstelling voor de mier. Uit de kiertjes van de tuintafel schieten achtpoten en zes ogen tevoorschijn die de mier vakkundig bij de lurven grijpt. Het is kennelijk niet alleen een hapje voor de vogels.

De poten en ogen behoren toe aan de muurzesoog, een spin die ook wel beierse muurspin wordt genoemd. Zesogen bouwen tunneltjes waar ze zich in schuil houden. Vanuit het tunneltje lopen struikeldraden die de spin attenderen op bewegend voedsel. Ongetwijfeld is onze mierenman over zo een draad gestruikeld waarna de muurzesoog zijn voedselpakketje kwam ophalen. Een moordpartij naast de placemat.

Ton Eggenhuizen

Advertentie


Een reactie plaatsen

Ecologisch spinnen bestrijden

kop-eksterDe praktijk van alledag: klachten over te veel spinnen in oktober en eksters in april. Als stadsecoloog moet je daar dan antwoord op geven.

Almere is een groene stad en dat wordt juist ook zo hoog gewaardeerd. Het is dan verwonderlijk dat we klachten krijgen over dieren en planten die natuurlijk en onlosmakelijk verbonden zijn met die groene stad. En de hierboven genoemde klachten staan niet op zich. Ook mieren, meeuwen, ganzen, hommels en zelfs zwaluwen komen in de klachten langs. Kennelijk is de natuur wel leuk, maar je moet er geen last van hebben. De groene medaille heeft kennelijk maar één kant.

Ik moest met een glimlach aan de recente klachten over spinnen en de wat oudere over eksters denken toen ik een jagende ekster zag. De vogel liep over de dakrand van het Almeerse Flevoziekenhuis en na iedere 5-10 passen boog hij voorover en hing vrijwel ondersteboven aan de daklijst. De vogel was op spinnenjacht. Na een half uurtje was de spinnenpopulatie een flink stuk kleiner en de ekstermaag gevuld. Een mooi voorbeeld van ecologische spinnenbestrijding!

Kanteldenkend zou je je kunnen afvragen of het chemisch bestrijden van spinnen zou kunnen leiden tot een lagere eksterstand en dus meer ongestoorde merelnesten in het voorjaar. Want dat is immers de achterliggende gedachte bij de voorjaarsklachten over een te veel aan eksters. Zo werkt dat echter niet. Eksters zijn opportunistische jagers. Als er geen spinnen zijn, zullen ze eenvoudig op andere voedselbronnen overstappen. Eksters pakken namelijk vooral datgene waar veel van te vinden is. Zo zullen eksters ook niet snel verantwoordelijk kunnen zijn voor een extreme afname van een prooidiersoort.

Bedenk namelijk dat het voedselgedrag op te delen is in ‘opbrengst’ en ‘kosten’. De opbrengst is dan de voedingswaarde, de kosten zijn de tijd en moeite die gestoken moet worden in het vinden en bemachtigen van het voedsel. Als een prooidiersoort schaars wordt, dan kost het voor een roofdier zo veel extra moeite om de volgende prooi van die soort te vinden, dat hij zal overschakelen op een makkelijkere prooi. Dat hoeft geen bewuste keuze te zijn, als een ekster op zoek gaat naar de laatste merelnestjes, is de kans groot dat hij ondertussen diverse andere prooien is tegengekomen en daarmee al de maag heeft gevuld.

Wel is het denkbaar dat – als een prooidierpopulatie plaagachtige proporties aanneemt – dat de eksters massaal op die prooidieren gaan azen. Want dan zijn de kosten laag en de opbrengst groot. Het effect daarvan is dat de enorme populatiegroei weer wat teniet wordt gedaan en tot aanvaardbare proporties wordt teruggebracht. Ze romen als het ware de te hoge toppen van de populatiegroei af. Kortom: het nastreven van ecologische relaties is in vele gevallen het antwoord op de klachten; en een wat grotere tolerantie ten opzichte van de planten en dieren om ons heen.

Ton Eggenhuizen


1 reactie

Loeren vanuit een tunneltje

trechterspinAls ik langs de Cinemadreef loop, valt mijn oog op de vele horizontale, met spinrag opgebouwde plateautjes. Ieder plateau eindigt in een tunneltje waaruit, als ik goed kijk, een flink aantal ogen mij aanstaart. De ogen en het web behoren toe aan een trechterspin.

Niet ieder spinnenweb ziet er uit als een spinnewiel. Veel mensen denken dat alle spinnen zo een kenmerkende vanginstallatie bouwen, maar dat is alleen voorbehouden aan de zogenaamde ‘wielwebspinnen’. Het web van trechterspinnen ziet er dus heel anders uit.

Als ik een foto probeer te maken van deze bouwsels, vraagt een bewoonster in een aangelegen tuintje waar ik mee bezig ben. Enthousiast begin ik te vertellen over deze nijvere bouwers en verdelgers van veel irritante bijtende en stekende insecten. Terwijl ik – tegen beter weten in – hoop op het overslaan van mijn enthousiasme, zie ik het gezicht van mevrouw betrekken naar een stand die het midden houdt tussen totale afschuw en diepe walging. Met een “ieder zijn hobby”, trekt zij zich schielijk en haar handen afvegend aan haar schort, terug in haar veilig huisje. Ik vrees dat iedere spin die zich vanuit het openbaar groen waagt op haar terrasje een weinig welkome bejegening ten deel zal vallen.

Toch moeten we blij zijn met spinnen. Het zijn de roofdieren in de wereld van het kleine gespuis en doen ons geen vlieg kwaad. Van sommige soorten wordt beweerd dat een beet pijnlijk is, maar het dier heeft absoluut geen aanvechting om te bijten als we het ongemoeid laten. Een insect dat landt op het platform, wordt met een snelle uitval vanuit de trechtervormige tunnel door de spin gevangen. Vrouwtjes verzorgen een flink aantal jongen in het trechtertje. Ze braakt de resten van het halfverteerde insect op dat smakelijk door haar kroost wordt opgepeuzeld.

Angst voor spinnen zit diep in ons. Ook ik houd eigenlijk niet van die harige snelbewegende beestjes. Die angst kan zelfs uitgroeien tot een heuse fobie. Het is onduidelijk of deze angst is aangeleerd of aangeboren. Naar verluid zouden natuurvolkeren veel minder angst voor spinnen hebben. Dat doet vermoeden dat het een aangeleerde angst is.


1 reactie

Giftige spinnen

Met de fiets aan de hand loop ik over het achterpad om naar het werk te gaan. Ik hoop dat ik niet de eerste ben uit mijn straatje, want het pad is iedere ochtend overspannen met tientallen plakkerige spindraden. Het is herfst en dat is het spinnenseizoen bij uitstek. Hoe komt toch dat we spinnen met de herfst associëren?

In de herfst leggen de vrouwtjes een pakket met eitjes die pas in het daarop volgende voorjaar uitkomen. Om die eitjes te kunnen leggen, moeten de vrouwtjes flink bunkeren en juist daardoor zien we ze zoveel in de herfst. Ze eten vooral vliegende insecten die ze met een wielvormig web vangen. Deze webvorm is karakteristiek voor de hele familie van “wielwebspinnen”. Een jagende spin zit in het centrum van het web en houdt met haar acht poten de vanginrichting in de gaten. Zodra een insect tegen een van de kleefdraden aanvliegt, schiet de spin toe en brengt met haar giftige kaken een dodelijke beet toe. Vervolgens wordt de prooi met spinseldraden ingekapseld en het ingebrachte gif verteert langzaam de binnenkant van het insect. Eenmaal verteert, zuigt de spin de inmiddels vloeibare inhoud van het insect op.

Gif? Zijn kruisspinnen giftig? Ja, maar niet voor ons. Ze hebben scherpe kaken maar meestal te weinig kracht om door onze huid te komen. Bovendien is het speeksel alleen giftig voor insecten. In het ergste geval kan een klein rood vlekje ontstaan.

De bevruchting van een vrouwtjesspin heeft ook nogal wat voeten in de aarde. Het mannetje maakt een spermawebje waarop hij uit het achterlijf een druppel sperma laten vallen. Vervolgens wordt de druppel in een van tastorganen van de kop (spermapalp) opgezogen. Deze druppel moet naar het vrouwtje worden gebracht dat geduldig in haar web op een prooi zit te wachten. Om niet zelf ook als prooi te worden gezien, maakt de ”spinnenman” zijn opwachting met speciale klopsignalen op de rand van het web. De eetlust bij het vrouwtje vergaat en laat zich bevruchten.

Die draden over ons achterpad zijn de fundamenten van een web. De spin laat een draad in de lucht zweven en als die door de luchtstroom ergens tegen aankomt en vastplakt, wordt de draad strakgetrokken. Vervolgens worden niet klevende “spaken” aan de draad vastgezet en wordt spiraalsgewijs de kleverige vangdraad aangebracht. Iedere ochtend sloop ik onbedoeld een aantal van die vernuftige vanginstallaties. Ik heb niet veel wroeging, want als ik wat later ben, heeft een van de buren het al wel gedaan.