Langs de rand van het fietspad steken licht bruinrose stengeltjes omhoog. Oppervlakkig lijken ze wel wat op asperges maar het zijn de sporenaren van een zeer algemene paardenstaart: het heermoes. Paardenstaarten zijn net als varens zogenaamde sporenplanten, primitieve planten die zich niet met zaad maar met sporen voortplanten.
Heermoes is een plaag voor de tuinier. In sommige streken heet hij unjer of eunjer waarmee heks of duivel wordt bedoeld. Wat de tuinier ook doet, heermoes komt steeds weer terug. Met recht een duivelse plant. Heermoes houdt van spaarzaam begroeide plekken en kan goed tegen verontreinigingen zoals herbiciden. Dus alles wat de tuinier tegen de heermoes doet, is koren op de molen voor de paardenstaart. De beste methode is het voortdurend omploegen van de bodem zodat de wortelstokken worden uitgeput, of het ontwikkelen van een dichte bodembedekkende flora.
Op sterk vervuilde grond is heermoes de eerste die daar kan groeien. Ook hier is de kale grond weer een belangrijke voorwaarde. Daar heeft de plant ook een nuttige rol omdat ze die bodem ook vastleggen. Verstuiven of wegspoelen van de vervuiling wordt er tegengehouden. De verontreinigende stoffen worden ook simpelweg door het heermoes opgenomen. Uiteindelijk komen in de plant hogere concentraties van zware metalen voor dan in de bodem. Zo is geen enkele andere plantensoort in staat om goud (immers ook een zwaar metaal) uit de bodem in hogere concentraties op te slaan als het heermoes.
Maar voordat je nu massaal heermoes gaat plukken en uitkoken, heermoes kán het doen. Dat wil niet zeggen dat waar heermoes staat, ook werkelijk goud in de bodem zit. Het kunnen ook andere verontreinigingen zijn die in de stengeltjes zijn opgenomen. En hoewel de concentraties van goud in heermoes relatief hoog kunnen zijn, gaat het in absolute zin om lage gehalten. Hooguit enkele honderden van promilles.
Ton Eggenhuizen