Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Exotennood

Mensen hebben van oudsher planten en dieren over de hele wereld versleept. Soms ging dat onbewust, bijvoorbeeld doordat mensen per ongeluk plantenzaden in lading of aan de kleding meenamen. Soms zijn het heel bewuste introducties zoals de fazant of het konijn omdat het ‘fijn te bejagen soorten’ zijn. In de regel weten die nieuwelingen – door biologen aangeduid met de term exoten – niet vaak vaste grond onder de voeten te krijgen. Als ze al een zichzelf bedruipende populatie weten te stichten, leidt dit zeer zelden tot zo grote populaties dat ze een bedreiging vormen voor de van nature aanwezige plant- en diersoorten.

Is de angst voor exoten dan onzin? Nee zeker niet. Op eilanden zijn rampen gebeurd met exoten. Daar is het ecosysteem meestal veel minder soortenrijk dan op het continent. Een exoot kan in die situaties juist een groot en desastreus effect hebben. De vogelbevolking op zeevogeleilanden bijvoorbeeld heeft zwaar te lijden onder vegetatiedegradatie door geiten en het aanvreten van eieren en jongen door ratten. En meestal zijn het heel bijzondere vogelsoorten die zich door vele jaren van isolatie hebben geëvolueerd tot aparte soorten. In de regel zien we op die eilanden dus weinig soorten, maar wel heel gespecialiseerde soorten. De sleutel zit hem inderdaad in die relatief soortenarme situatie waarin een exoot ruimte vindt om uit te groeien tot een plaag, een plaag die een effect heeft op de andere plant- en diersoorten. Het is juist in verarmde ecosystemen op het continent waar exoten ook de ruimte vinden om tot plaag uit te groeien.

In steden vinden we vaak zulke verarmde ecosystemen. En daar weten soorten als halsbandparkiet, reuzenberenklauw en Amerikaanse rivierkreeft hun weg wel te vinden. De populaties van die exoten zijn daar inmiddels zo groot dat actieve directe bestrijding geen zin meer heeft. Daarom is het beter om de exoot te zien als een signaalsoort van mankerende systemen. Door die systemen verder op te krikken, te vervolmaken, bestrijden we ook op een indirecte en veel duurzamere manier de exoten. Vaak worden de doemscenario’s van de oceaaneilanden met groot gemak geprojecteerd op onze eigen leefomgeving. Maar welbeschouwd hebben de halsbandparkiet en de nijlgans nergens ook maar een beetje het effect gehad op boomklever en waterhoen zoals we zien op de eilanden waar ratten en katten de stand van de albatrossen decimeerden.

En toch hebben stadsecologen het vaak bij de aanplant van stedelijk groen over de wens van “streekeigen” soorten. Een Kaukasische vleugelnoot en ecologische armoe. Een zomer eik is daarentegen een Ark van Noach. Dus een exoot als de vleugelnoot is ongewenst, de allochtone zomereik juist zeer gewild. Soms wordt deze hang naar streekeigen soorten als een xenofoob trekje gezien. Daarom heb ik het liever ook over relatierijke en relatiearme soorten. Een zomereik heeft in onze streken de kans om met honderden insectensoorten een relatie aan te gaan, terwijl op een witte esdoorn hooguit vijftien soorten te vinden zijn (waarvan de witte esdoornmijt ook een exoot is die meegenomen is met plantgoed uit Amerika). Door voor relatierijke soorten te kiezen, kies je voor biodiversiteit, voor volwaardige ecosystemen, voor duurzame en toekomstbestendige natuur.

Ton Eggenhuizen

Advertentie