Almere Natuur

Dé blog over de Almeerse natuur


Een reactie plaatsen

Een ijsvogel

ijsvogel-portEen schel “striep-striep” klinkt van de vaart. Als uit één mond klinkt het opgewonden: “ijsvogel!” Het groepje vogelaars veert op om een glimp van de vogel op te vangen. Ze weten dat ze snel moeten reageren, want een vliegende ijsvogel is zo weer uit beeld. Nog net is de staalblauwe streep te zien. Waar vroeger een waarneming in een boekje werd geschreven, kloppen de vogelaars nu hun waarneming in op hun smartphone. Na het uploaden naar de website www.waarneming.nl

Het is recessie in ijsvogelland. Er zijn nog maar erg weinig ijsvogels over, na enkele strenge winters. Met name de winters van 2009-10 en daarna hebben de stand geen goed gedaan. Als de sloten en vaarten bevriezen is het voedsel in de vorm van kleine visjes onbereikbaar geworden en vaak is het dan te laat om nog weg te trekken. Want ook dat kost energie. Beekjes en kwelsloten hebben nog wel open water, maar door de kou zijn de daarin levende visjes nauwelijks bereikbaar. Een ijsvogel bij een wak is een hongerige ijsvogel.

Toch zijn er het volgende voorjaar nog ijsvogeltjes over. Voor een deel zijn dit de die-hards die de winter zijn doorgekomen. Een ander deel bestaat uit vogels die wel op tijd zijn weggetrokken naar betere oorden. Na zachte winters zullen deze trekvogels alle geschikte broedplekjes bezet aantreffen, maar na een strenge winter zijn veel locaties vacant. Deze broedvogels moeten de winterverliezen weer goed proberen te maken. Ondanks het feit dat ijsvogels tot 12-15 jongen per jaar kunnen grootbrengen (in 2-3 broedsels), hebben ze toch wat zachte winters nodig om uiteindelijk de stand weer op peil te krijgen. Van de dit jaar geboren ijsvogels zal gemiddeld maar 20 % het volgende broedseizoen halen. Bij een strenge winter daalt dat tot maar enkele procenten.

In veel boeken lees je dat ijsvogels afhankelijk zijn van heldere stromende beken. Het lijkt dan verwonderlijk dat in Almere in goede jaren 10-15 paartjes broeden. Daarvoor moeten we het leefgebied van de ijsvogel even beter onder de loep nemen. Ze zijn afhankelijk van beken, omdat daar kleine vis makkelijk zichtbaar is en dus te vangen, en steile oevers om een nest te bouwen. Beide zaken zijn inderdaad in een heldere stromende beek ruim voorhanden. Maar ook – verrassend genoeg – in een aalscholverkolonie of een stadspark. De steile oevers ontstaan door omgevallen oeverbomen waar het hol in de wortelkluit kan worden gegraven, of in speciaal voor ijsvogels aangelegde oeverwandjes. En ook vis is ruim aanwezig. In het opwarmende voedselrijke water worden kleine visjes naar het oppervlak gedreven, want daar is door uitwisseling met de lucht de meeste zuurstof te halen. De ijsvogel profiteert daarvan.

Van glasheldere beek, naar het troebele water in een aalscholverkolonie; voor een ijsvogeltje is dat maar een kleine stap. Een noodzakelijks stap ook, want de ijsvogelpopulatie is nu zo klein dat iedere kans moet worden aangegrepen op nageslacht.

Ton Eggenhuizen

Advertentie