De rietkragen in de stad hebben het groen verloren. Een flinke bult van het verlaten zwanennest herinnert aan het broedseizoen een half jaar geleden. Slechts geel wuivend riet gelardeerd met zwarte meerkoeten met hun witte bles. Voor nu is dit nog het winterse beeld want de winter heeft nog niet echt zijn intrede gedaan. Plots klink een ijselijke kreet, SRCHREEEEEEUW- sreeuw-sreeuw-sreeuw-sreeuw, alsof er een speenvarken wordt gekeeld. Je ziet hem niet, maar je hoort hem wel!
Het is een waterral, familielid van de meerkoet en waterhoen. Hij lijkt wel wat op de laatste maar met een veel langere snavel. Van voren bezien is de ral bovendien heel slank, veel slanker dan de plompe waterhoen. Met dat ranke postuur sluipt hij haast ongehinderd tussen rietstengels door, waar hij op zoek is naar allerhande beestjes.
Voor het broeden en grootbrengen van de jongen zijn de schuwe vogels aangewezen op flinke oppervlakten nat rietland. Als het in het noorden echt wintert en het ook in onze eigen rietlanden koud wordt, zoeken de vogels de rietkragen in de stad op. In de stad is het immers een paar graden warmer en dat kan net het verschil zijn tussen sterven van de honger of overleven. Dat ze de stad nu al opzoeken merken we eigenlijk alleen aan die roepende speenvarkentjes in het riet.
Voor het behoud van het riet is af en toe maaien erg belangrijk. Natuurlijk buiten het broedseizoen, tenzij zeker is dat er geen broedvogels in huizen. Niet maaien leidt uiteindelijk tot verruiging en op den duur zelfs tot opslag van boompjes. Ook mooi, maar niet overal. In de stad wordt ingezet op variatie. Jong riet, overjarig riet, gemaaid riet en waar mogelijk verruigend riet en moerasbos.
Zoals gezegd, je krijgt ze niet makkelijk te zien. Dat lukt pas als het ook hier echt wintert en de vogels veel actiever moeten zoeken naar voedsel, dat door de kou ook al minder is te vinden. Het is dan niet onmogelijk om meerdere waterrallen rond een stadse rietkraag over het ijs te zien scharrelen. Bij onraad vluchten ze snel weer het riet in, maar door de honger gedreven duurt het niet lang eer de vogels weer in het zicht komen.
Die rietkragen vertegenwoordigen haast jaarrond belangrijke functies. In de broedtijd nestelplaats voor futen, zwanen en karekieten, daarnaast vormt het een veilige slaapplaats voor zwaluwen en mussen, een kraamkamer voor vissen, en in de winter een veilig heenkomen voor de waterral. Totdat het riet in het voorjaar weer groen kleurt en de knobbelzwaan aan broeden begint te denken.
Ton Eggenhuizen