Ingespannen en vol concentratie staan we veldwerk te doen voor het onderzoek aan oeverzwaluwen in de grote kolonie in Lelystad. Plots zoemt het vervaarlijk naast mijn oor. Vanuit mijn ooghoek zie ik een zwart-geel insect naast mijn hoofd vliegen. Een wesp! Door het klusje met de oeverzwaluwen weet ik mij te bedwingen om niet direct wilde armbewegingen te maken. Het geeft me tijd ook, om het beestje iets beter te bekijken.
De wesp hangt vlak voor de oeverzwaluwwand stil in de lucht. Daardoor kan ik goed zien dat de wesp met de zes pootjes een prooi onder haar lijf vasthoudt. De prooi is een bij! Na een tel of twee vliegt ze door naar een gaatje in het zand van de wand. De wesp sleept de bij het gaatje in en na een paar tellen komt ze er weer uit vliegen. Even zit ze uit te puffen, maar al snel gaat ze op zoek naar een volgende bij. Dat gesleep met bijen is een aanwijzing voor welke wespensoort het hier betreft. Het is de bijenwolf. Ook de afgeplatte voelsprieten zijn een kenmerk van de bijenwolf. De voelsprieten dienen niet om te voelen maar om te ruiken. Daarmee kan ze honingbijen vinden en van andere insecten onderscheiden. Als ze een nietsvermoedende honingbij heeft gevonden slaat ze toe en weet met een snelle steek van haar angel de bij te verlammen. Een bijkomend voordeel is dat de bij dan de eventuele nectar uitbraakt. Een smakelijk hapje voor de wesp.
De bijenwolf verzamelt per nestje een aantal bijen. Het nest bestaat uit een gang die uitloopt op een paar kamers. In iedere kamer komt één verlamde bij, op één van die bijen komt een wespeneitje. Als het eitje uitkomt, begint de larve aan de verlamde bijen te peuzelen. De moederwesp bepaalt het geslacht van haar kroost. Heeft de larf maar één of twee bijen in de aanbieding, dan wordt de wespenlarve een mannetje. Heeft de moederwesp meer bijen aangeleverd dan wordt het een vrouwtje. Een wesp die bijen jaagt, moeten we daar blij mee zijn? Het ging toch juist slecht met de bijen? Het antwoord is ja. Er is een overweldigende hoeveelheid onderzoek waaruit blijkt dat het aantal prooidieren bepaald hoeveel roofdieren ergens kunnen leven. Niet de bijenwolf bepaald hoe het met de stand van de bijen zal verlopen, de bijen bepalen hoeveel -wolven ergens kunnen leven. Zo is een gezonde stand van de bijenwolf een teken dat het ter plaatse met de bijen ook gunstig is gesteld.
Ton Eggenhuizen